Tekenen met Rood Natuurkrijt
(rötelstein,
pierre
sanguine, red chalk, schisteus rood natuurkrijt)
Krijtstiften: soorten
en verschijningsvormen
Uitklapdoosje met div. krijtstiften, kneedgum,
slijpvijltje, bronzen houders met div. kleuren krijt, boekje uit de
tijd van Watteau (1703) en div. krijttekeningen. Het
auteursportret (Jean de la Bruyère) tegenover de titelpagina in
het boekje is
typerend
voor de haardracht en kleding aan het begin van de 18e eeuw. Het
portret van Jean de la Bruyère doet denken aan het pastelportret
van Antoine Watteau gemaakt
door Rosalba Carriera in 1721.
Op 17
november 2020 is een Nederlandstalige publicatie uitgekomen getiteld " Tekenen
met Rood krijt in de tijd van Antoine Watteau ". In deze studie
komen diverse aspecten over leven en werken van Watteau aan de orde met
het accent op zijn tekentechniek. Watteau's roodkrijt-gebruik wordt aan
de hand van diverse praktische en theoretische aandachtspunten onder de
loep genomen. Ter
gelegenheid van het feit, dat Watteau in 2021 driehonderd jaar geleden
is overleden wordt uitgebreid
visueel en textueel stilgestaan bij de locaties waar hij heeft geleefd
en gewerkt. Vooral de plaats
waar hij de laatste maanden van zijn leven
heeft doorgebracht wordt onder een vergrootglas gelegd. De digitale
versie van deze studie is in PDF-formaat beschikbaar
via Google Books. Mocht u een volledig activeerbare digitale
PDF-versie (9,85 Mb) willen ontvangen neem dan contact op per email met
de auteur
(zie mailadres linksboven op deze pagina).
Diverse
krijtstiften: gezaagde en geslepen natuurkrijtstiften,
gerolde
krijtstiften van rode klei en geperste
kunstkrijtstiften. De twee krijtstiften rechts zijn
natuurkrijtstiften van rötelkrijt uit Theley. Een goede stift
geeft
z'n krijtpoeder af zonder krassen in het
papier en zonder losse poederresten op het papier achter te laten.
De
verschillende krijtkleuren worden toegepast bij de à trois crayons
- techniek. Scherp
geslepen natuurkrijtstiften werden vroeger ook wel 'pennen' genoemd.
(inventarislijst uit 1704 van notaris Melchior te Haarlem van goederen
in het huis van Cornelis Dusart: nr. 258. Italiaans krijt aan
pennen een doos en nr. 260.
Swart krijt pennen in een bakje) N.B. Italiaans
krijt
is in 1704 zwart natuurkrijt.
Misschien is er echter in 1704 eveneens sprake van stiften of pennen bestaande uit
'pencil ore hematite'. Deze stiften zien er aan de buitenkant
vaak donkergrijs tot zwart uit maar tekenen op een geprepareerde
ondergrond als rood krijt.
Lange tijd lieten
de ragdunne lijnen en
arceringen met rood krijt (rode bolus? red chalk?), zoals die
op oude
tekeningen te zien zijn, mij niet los. Oude meesters hadden of
engelengeduld of werkten met ander
materiaal/ gereedschap of
pasten technieken toe die we niet meer kennen. Misschien hadden
ze ook
wel gewoon een hele reeks scherp aangepunte krijtstiften klaar liggen
voor
direkt gebruik. Een
tekstfragment van Goeree uit 1670 over tekenaars in Parijs
lijkt de werkwijze - waarbij uit een groot aantal scherp gepunte en
identiek gekleurde krijtstiften kan worden geput - te bevestigen. Of
dit
ook geldt voor de periode voor 1670 is mij niet bekend. Sinds
medio januari 2011 heb ik echter het antwoord op die vraag.
EUREKA!
Roodbruin
Natuurkrijt
in diverse kleurnuances en verschillende hardheden bestaat echt!
Ook
in onze tijd bestaat er nog steeds een "zacht" roodbruin mineraal
waarmee op
papier getekend kan worden: Rötelstein. Uit dat zachte mineraal
kunnen
krijtstiften worden
gezaagd. Die krijtstiften
kunnen worden gebruikt als tekenmateriaal dat, naarmate het harder is,
traag slijt en nauwelijks losse poederresten
achterlaat. Er kunnen dikke en dunne lijnen mee worden neergezet. Er
kan, afhankelijk van de hardheid van een stift, op groot of klein
formaat papier worden gewerkt.
De bij uitstek
deskundige:Werner
Peter (die
zelf in het
Saarland
"Rötelsteinen" heeft gedolven en de stenen uitstekend kan
selecteren op kwaliteit)
heeft me er kennis mee laten
maken! Ik ben hem zeer dankbaar voor de stenen die hij mij heeft
toegestuurd.
Rötelstein
geeft snel z'n kleur af aan je handen. Het
pigmentpoeder in het krijt is zeer fijn van korrel. Stifthouders
werden vroeger dus waarschijnlijk vooral gebruikt om schone
handen te houden. Ze waren ook handig om een bepaalde motoriek toe te
passen tijdens het tekenen
en met stifthouders kun je ook de laatste restjes krijt opmaken.
Het benutten van reststukjes is van belang omdat natuurkrijt in veel
meer nuances voorkomt dan kunstkrijt. En een precies overeenkomende
kleur is bij een andere steen soms niet voorhanden.
Per
steen is er in principe altijd sprake van één constante
krijtkleur. Toch komt het voor dat stiften die afkomstig zijn uit de
buitenzijde van een steen verschillen in kleur met de binnenste delen.
Stenen zijn er in allerlei maten en vormen en wegen
gemiddeld anderhalf ons. Kenmerkend is het amorfe uiterlijk van
de steen. De meeste rötelstenen zijn hooguit
een vuist groot, soms bolvormig
maar ook plat of rechthoekig. Soms ontstaat we wel eens een
breukvlak tussen twee delen van
een steen. Dat toont aan dat Rötelstenen een soort
leisteen-achtige structuur bezitten en dat er dus een bepaalde
looprichting in de stenen kan zitten, die mede de zaagrichting bepaalt
bij het
uitzagen van krijtstiften. Om lange stiften te krijgen wordt er vaak in
de lengterichting met zagen begonnen. Mogelijk dat de herkomst van de
rötelsteen gezocht moet worden in de hoek van de "lapilli" die
vrijkomen in vulkanisch gebied. Het kunnen ook in geisers opborrelende
verdichte hete modderklonten zijn met een hoge concentratie
ijzer-/hematietpoeder. Het Saarland, als de vindplaats
van rötelstenen, ligt
direkt tegen de
Eifel. Rötelstenen werden omringd door klei en aarde van oudsher
als stenen in trechtervormige kuilen (pingen) gevonden op enkele
meters onder het grondoppervlak. De herkomst van de die kuilen en
de stenen is zeer waarschijnlijk vulkanisch.
In een artikel
getiteld "Geologische Beschreibung des Rötels und seine Verwendung
im St. Wendeler Land" van Leo Gottesleben, in het Heimatbuch
des
Kreises St. Wendel 1951-1952 komt op de blz. 26 t/m 32 een
aantal
kenmerken voor van Rötel. Op
pagina 27 van bovengenoemd artikel komen twee getekende
situatiekaartjes voor met de lokatie
resp. de bodemdoorsnede waar Rötel is te vinden in het gebied rond
St. Wendel. Het volgende tekstfragment heeft daar betrekking op:
".....Im rotliegenden des nördlichen Saargebietes treffen wir auf
den Rötel, der in sogenannten Nestern, kugelig, teils
nierenförmig, meist auf der Nord-ostseite der Berghänge
voorkommt." Op blz. 28
staat: "... Der feinerdige Rötel wurde zu Rötelstiften
verarbeitet. ....." en "....Auch wurde innerhalb des
engeren Heimatgebietes schon in frühester Zeit die rote Kreide (es
waren Stücke von etwa 15 cm. Länge und 3 mal 3 cm. Dicke) zum
Kauf angeboten oder im Tauschhandel abgegeben für oben
erwähnte Verwendungszwecke...." (De eerder vermelde toepassingen
waren o.a. :
schrijf- en tekenmateriaal op hout, op schapen en varkens, op zakken
enz. Met water vermengd werd rötelpoeder door timmerlieden
gebruikt om koorden in te dopen om rechte lijnen op balken aan te
geven. Verder werd rötelpoeder gebruikt als olieverfgrondstof voor
gebruik op schepen en op houtwerk van huizen en als
tegelglazuur.) Ook komt in dit artikel ter
sprake dat rötel zwavel bevat. Rötelmarskramers, kleine
boeren die zelf de rötelstenen opgroeven en bewerkten, brachten
het krijt gedurende het voorjaar en de zomer, tot begin sepember in
heel
Europa aan de man. De reis van deze "rötelkrämer" ging zowel
naar Frankrijk (Parijs - was in 1870 nog een belangrijke afzetplaats -
, tot aan de Atlantisch oceaan, de Middellandse zee en de
Pyreneën), als ook naar Italië (Milaan) en binnen Duitsland
naar
het Rijnland en Oost-Pruisen. (Einde fragmenten uit artikel van Leo
Gottesleben). Stuk
van merkstift, gezaagd uit rötelkrijt (volledige formaat in
het verleden 15x3x3 cm.) Wat
betreft de afmetingen van roodkrijtstiften: 15 cm. is
een forse lengte. Die maat roodkrijtstift zal vooral als merkstift door
boeren zijn gebruikt. Ter
vergelijking: krijtstiften van Conté om mee te tekenen doort
kunstenaars zijn 6,5 x 0,6 x 0,6
cm. Mogelijk is de verwerking tot dunnere stiften pas elders, op de
lokaties waar kunstenaars het rötelkrijt afnamen, uitgevoerd.
Het
is niet voor niets dat rötelstiften tussen september en het begin
van
het voorjaar werden en worden gezaagd. De temperatuur is dan gunstig om
de rötelsteen of knol te zagen tot stiften. De fijne kleideeltjes
in de
rötel
dringen veel minder snel dan bij warm weer, als de poriën open
staan, in
de
huid en het vrijkomende poeder dwarrelt minder op in de lucht. Tijdens het
zagen van rötelstenen vallen ze soms
uit elkaar. De vrijkomende -
vaak sterk gebogen breukvlakken - zijn meestal donkergrijs/
violet van
kleur. Die kleur verwijst naar bepaalde kleideeltjes. Sommige stenen
zijn zanderig van
structuur, nauwelijks zaagbaar en ongeschikt voor gebruik als krijt op
papier. Andere stenen
zijn zacht van structuur en fijn van korrel en kunnen met veel geduld
en aandacht met een
trekzaag worden
gezaagd in
modelleerbare krijtstiften. Om ongezaagde rötelstenen te
selecteren op
kwaliteit is het handig een stukje uit het oppervlak te
scheppen/schrapen met een holle metalen buis onder een schuine hoek.
Als het schrapen
gemakkelijk gaat, er een redelijke hoeveelheid poeder vrijkomt en de
actie geen hard schurend geluid geeft is de steen meestal
bruikbaar. Ook het aantikken met een metalen staaf en de klank die dan
te horen is kan een indikatie zijn bij het opsporen van breukvlakken.
Om te weten of een rötelsteen als tekenkrijt kan worden
gebruikt
dient men een proefstift van een centimeter of drie tot zes af te
zagen. Als
deze stift zonder veel druk op papier een dunne lijn oplevert is het
materiaal geschikt. Het is af te raden om rötelstenen over een ruwe
muur te halen om ze te testen op
hun bruikbaarheid als tekenkrijt op papier. De wrijvingsweerstand op
een muur
komt
niet overeen met de gewenste
wrijving
van een rötelkrijt tekenstift op papier. Een andere test om te weten of men met
te zacht rötelkrijt of met
klei te maken heeft is het trekken van een aantal lijnen vlak naast
elkaar op papier. Als de lijnen aan de uiteinden een poederspoor
achterlaten is het krijt/ de kleiklont ongeschikt als tekenkrijt. Krijt/ klei op de voorgrond is veel te
poederig en als tekenkrijt
ongeschikt. Als een natuurkrijtstift te hard is en
onregelmatige lijnen of geen
lijnen op papier geeft, helpt het om het papier of perkament te
voorzien van een uiterst dunne laag puimsteenpoeder. De
wrijvingsweerstand wordt daarmee verbeterd. Zie voor meer informatie
het hoofdstuk over o.a. papierpreparatie.
Gebruik een vogelveer om het puimsteenpoeder in te vegen.
100 - 300 na Chr.
Krijtstiften uit de Romeinse tijd gevonden in het
Wareswald bij Oberthal
Rötelstift
anno 2011 die met
een rasp in een taps toelopende vorm is gemodelleerd. De
bewerking met een
rasp is zichtbaar aan de evenwijdig lopende slijpsporen. Op dezelde
wijze werden krijtstiften al gemodelleerd in de Romeinse tijd.
Al in de
Romeinse tijd werd Rötel in de vorm van krijtstiften in het
Saarland gebruikt (vgl. honderden krijtstiften die bij opgravingen in
het Wareswald
bij Oberthal zijn gevonden). Deze krijtstiften hebben ongeveer
dezelfde door raspen
verkregen geslepen vorm als de Rötelstift
afgebeeld in het "Kräuter-Buch und künstliche
Conterfeyungen
der
Bäumen, Stauden, Hecken...." van Adam Lonitzer en Peter Uffenbach
uit 1630.
Het
Wareswald (een opgegraven antieke marktplaats tussen
Oberthal, Marpingen en Tholey) bestond al in de
Romeinse tijd. De antieke
Rötelstiften waren, afgeknot, ongeveer vijf centimeter lang en
hadden een diameter van ongeveer 1 cm. Zij
dienden als schrijf- en markeringsstiften. Via de Wareswald-markt
werden de krijtstiften in de omgeving verspreid.
(zie bijdrage van Eric Glansdorp - Römerzeitliche
Rötelverarbeitung im mittleren Saarland - in het boek (2011) van
Johannes
Schmitt "Graben nach dem Rot der Erde", blz 25 t/m 28). Of er in de
Romeinse tijd al sprake was van export in Europa, zoals die vele eeuwen
later plaats vond, dient nog onderzocht te worden.
1486
Houtsnede van een
Rötelmarskramer. Duidelijk
zichtbaar in de ronde mand of schaal zijn de puntig uitlopende
stiften. De stiften werden gezaagd uit
rötelstenen door boeren, die met concessies (rond Theley en Sankt
Wendel), op hun eigen land rötelstenen opgroeven. De stenen
werden van het voorjaar tot het najaar over heel Europa gedistribueerd
door
handelaren en marskramers die de rötelstenen opkochten en ten dele
verwerkten tot stiften. Dat verwerken tot stiften is een moeilijk
proces dat
veel afval en vervuiling met zich meebrengt.
Afbeelding
uit: Johann Wonnecke von Kaub, Gart der Gesundheit, Peter
Schöffer, Mainz. 1486. Rôdelstein lxxvi Cap. "Bolus
armenus vel lutum armenum". In 1485 verschijnt er ook een druk in
Augsburg. Johann Wonnecke von Kaub was
Stadsarts in Frankfurt. De opdracht tot het samenstellen van het boek
is gegeven door Bernhard von Breidenbach, een welgestelde Domheer in
Mainz. Erhard Reuwich (ook Rewich, Reuwick, Reeuwyck) uit Utrecht heeft een deel van de
illustraties vervaardigd. De Naturalis Historia van Plinius is
direkt geciteerd, indirect zijn Dioskurides (Materia Medica) en Galenos
(Simplicium pharmacorum) geciteerd.
Ten
onrechte wordt in hoofdstuk
76 van "Gart der Gesundheit" een illustratie van een
Rötelmarskramer getoond bij een tekst
over Armeense Bolus. Deze afbeelding laat zien dat er al in
1486 (huis aan huis?) verkoop was van rötelkrijtstiften voor
velerlei gebruik. Huisvrouwen gebruikten de stiften in poedervorm als
schuurmiddel voor o.a. tinnen borden en kannen, Bij handwerkslieden was
rötel in gebruik als kleurstift (timmerlieden, bouwlieden en
tekenaars), polijstmiddel, en ondergrond bij het vergulden
(lijstenmakers). Daarnaast werd het gebruikt als geneesmiddel. Of
rötel gelijkgesteld kan worden aan Armeense Bolus is discutabel.
In
Duitsland en mogelijk in heel Europa werd in de 15e eeuw door
deze rötelstiften-verkopers handel in Armeense Bolus eigenlijk
bemoeilijkt door hun concurrentie.
Giovanni Battista
Armenini
(1530-1609) In zijn beschouwing over kunst,
gepubliceerd in 1586, getiteld "De veri precetti della Pittura" ("On
the True Precepts of the Art of Painting"), komt op pagina 56 het
begrip "Ammatita" voor. Dat
woord staat in de 16e eeuw voor tekenstift. Tegenwoordig wordt in het
Italiaans het woord "matita"
vooral gebruikt voor (grafiet)potlood, maar het woord wordt nog steeds
gebruikt voor tekenstift. Het materiaal is dan ondergeschikt. Voor
ontwerpers en tekenaars is de "Ammatita"
in de 16e eeuw, naar Armenini's mening, het ideale tekenmateriaal. Hij beschrijft de mogelijkheid om met
het zachte binnenste van brood (broodkruim/ tegenwoordig kneedgum)
getekende lijnen te corrigeren. In het vervolg van de tekst op blz. 56
blijkt dat Armenini "Ammatita"
koppelt aan rood of zwart krijt. Hij geeft aan dat een stuk krijt, na
tot een blok te zijn gemodelleerd, kan worden gesneden/gezaagd tot
stiften die in een krijthouder ("la
cánnella di ottone fábricata", in huidig
italiaans "porta matita") passen. Aan de stiften dient met
behulp van een mes een punt te worden geslepen. Dat een stifthouder ter
sprake komt betekent dat de stukjes krijt niet erg groot zijn. Door de
schrijver wordt de
suggestie gewekt dat elke tekenaar zijn eigen krijtstiften
vervaardigt.
Vanuit zijn woonplaats
Faenza
reist hij veel en verzamelt kennis over artistieke ontwikkelingen in
het 16e eeuwse Italië. Zijn boek(1586) sluit aan bij de
manieristische
schilders, rapporteert en beschrijft de artistieke voorkeuren van die
tijd.
In 1888 verschijnt een geannoteerde uitgave van "De veri precetti della Pittura"
van Stefano Ticcozi.
Over Ammatita (krijtstift/ potlood) gaan de volgende passages: Dei veri precetti della
pittura di Gio. Batista Armenino da Faenza libri tre LIBRO PRIMO. 55/56
uitgave 1587:
Omzetting in Italiaans van fragment oude tekst: "Ora venendo all’ultimo, il qual'
è quello che si fà con
l’Ammatita; il quale sicome è il più perfetto modo, cosi
è ancora il piu agevole nell' usarsi, percioche,
se ciò, che si fà sul disegno, non riesce bene, ò
tutto, ò parte
che sia, ci e facol- tà di levarlo via col mezzo del la
mollica del pane, strisciandovela sopra leggieri, & in quel luogo
istesso, strisciandovi poi ò pumice, ò seppa che sia, vi
si può
ritornare sù più volte,finchè
quello che vien
condetto al
suo fine sen- za vedervisi macchia ò impedimento alcuno. Et
perciò questo è tenuto ottimo modo per gl’ ignudi, &
ancora per esprimere ogni astrema perfettion del dissegno, quivi se li
desidera poi per conformarsi con la qualità della pietra, carta,
che sia di poca colla, e non punto liscia, perciò chè
ella schisa
il pulito molto, la qual pietra, ò sia rossa ò negra non
dourebbe
essere né morbida, nè dura, nè punto spugnosa,
la qual si divide in partis utili, il che ne riesce bene, se
prima se li lena di quella la rugine, & quella scabra, che vi
è di
sopra nata, di modo che ridotta in qadro & ben pulita, si
può
facilmente poi tagliare, ò segare senza scagliarsi troppo, della
quale
se ne fanno pezzuoli, & si aguzzano in tal via, che si possano
metter
dentro la cánnella di ottone
fábricata à tal uso,
& indi
assoti ghateli le punte bene col coltello, si viene con nelle à
disegnar nel modo che si é detto de gli altri, tenendo
leggierissima la mano, percio che egli e facilissimo a
scagliarsi, & à spiccarsi d’ insieme,
Vertaling uit Italiaans naar Nederlands: Nu ten laatste: dat gaat
over de Krijttekentechniek; die, zo je wilt, de
meest perfecte en gemakkelijke manier biedt, om een ontwerp [tekening]
te maken. Daarom, ja, wie over een ontwerp [tekening] gebogen zit kan
niet
alles goed
doen, dat hoort erbij. Men heeft de mogelijkheid om het [getekende] met
alles of een deel van het zachte binnenste van brood weg
te halen, door te vegen op dezelfde
plaats of te rollen of te gummen als met puimsteen, of die u als bij
een inktvis, een paar keer binnenste buiten kunt keren, zolang dat
mogelijk is zonder geur, verkleuring of welke belemmering dan ook. En
dus is dit een geweldige manier
van werken bij het naakt, en
eveneens om een uiterst perfecte manier van tekenen uit te drukken,
vooral als ze in overeenstemmming kan zijn met de kwaliteit van de
steen/ tekenstift, het papier, al is dat weinig gelijmd, en zonder
scherpe punt, daarnaast zijn er risico's die men zeer goed kent, dat de
steen of rood of zwart is, of anderzins, noch zacht noch hard zou zijn,
geen sponsachtige delen (JCdH: luchtkamers) bevat, goed te verdelen is,
wat niet al te moeilijk gaat, pas nadat je eerst de steen hebt ontdaan
van aankoeksel en oneffen stukken, die eraan zitten, en zodoende
teruggebracht tot een blok en goed schoongemaakt, dat je dan goed kunt
snijden of zagen zonder te veel afval, ook bij grote stukken, en
zodanig geslepen dat u ze
in de van koper/ messing
gemaakte
koker [JCdH: porte-crayon], die daarvoor bestemd is, kunt
plaatsen, en er vervolgens goede punten aan kan snijden/ slijpen met
een
mes. Het past bij een ontwerper [tekenaar] op een wijze die ook van
andere is gezegd, gemakkelijk in de hand liggend, gemakkelijk er lijnen
mee te trekken, alleen of samen, JdH: In bovenstaande tekst vallen de
volgende dingen op: Krijttekentechniek (l'Ammatita/ la matita =
de tekenstift), broodkruim en puimsteen om krijtlijnen te wissen,
de geringe lijming van het papier, het snijden of zagen van krijtstenen
tot stiften,
het vastklemmen van een
stift in een metalen krijthouder en het slijpen
van een punt aan een stift met een mes. Er is geen sprake van een
zelfgemaakte
krijtstiften die bestaat uit met gom gebonden pigmentpoeder en ook niet
van papierpreparatie. Bij gebruik van rood natuurkrijt, uit bijv.
Duitsland (Vasari) is dat allemaal ook niet van belang. Het lijkt er
tevens op dat
tekenaars krijt in de vorm van ruwe natuurstenen zelf afnamen van een
leverancier (apotheker?) en die stenen dan zelf tot stiften verwerkten
in 1586/
1587. Mogelijk gebruikte men in
Italië rond 1600 schisteus rood krijt of rood schaliekrijt. Zulk
krijt komt voor in en in de buurt van ijzermijnen. Rood schaliekrijt is
zeer homogeen van samenstelling, bezit een warmrode kleur en laat zich
uitstekend zagen in kleine dunne stiften voor minitieus tekenwerk.
Tegelijkertijd is een krijtstift slijpbaar op een stukje schuurpapier
of oude ongeglazuurde potscherf, vergelijkbaar met een stift voor onze
tegenwoordige vulpotloden. De lijnvoering lijkt op die van een
metaalstift. Eventueel kan men het papier ook nog droog voorbewerken
met wat fijngemalen puimsteenpoeder. Fixatie is wel noodzakelijk als er
veel druk op het tekenbald komt of de tekeningen worden opgelagen in
een map en schuiven over elkaar heen.
1628 Edward Norgate en Krijt (vooral
Pastel)
Norgate wijdt aan het eind van zijn artikel over "The Art
of Limning" een hoofdstuk aan het maken van Crayons. Daar gaat hij in
op het gebruik van pen en inkt, droog krijt (chalke: zwart, wit en rood) op
getint en wit papier en pastelkrijtstiften. "Thus they
do at Rome and I verily beleeve…you may make as good at London, and soe
much for Crayons" (Edward Norgate, Miniatura, 1628, New Haven and
London 1997, pp.67–8, 103.)
"The best Crayons that ever I saw were those made by S. Balthazer
Gerbier after those soe celebrated Histories done by Raphaell of the
banquets of the Gods, to be scene in the Pallazzo de Gigi in Longa Ara
in Rome, which rare peeces are surrounded with a world of fruits,
Grotesco, &c., done by the excellent John d' Veline." Hij noemt dit
soort stiften "dry colours" (in het Frans: Crayons).
"Another and the better way was used by Holbein by priming a large
paper with a Carnation or Complexion of flesh Colour wherein he made
Pictures by the Life of many great Lords and Ladyes of his time with
black and red chalke, with other flesh Colours, made up hard and dry
like small pencill sticks. Of this kind was an excellent Booke while it
remayned in the hands of the Most noble Earle of Arundell and Surrey."
Over rood natuurkrijt als zodanig schrijft hij helaas niet.
"Der Röthelstein oder Röthel und
Berg-Röthel/ / Graecè
Μίλτος, Latinè Rubrica fabrilis, so die Zimmer-Leuthe
und Stein-Metzen gebrauchen/ ist jedermänniglich wol
bekandt/ hat sonderlich keinen Gebrauch in der Arzney/ mag
doch zu kühlenden Arzneyen und zu Blutstillung äusserlich
wie der rothe Bolus gebraucht werden."
Fragment
uit het "Kräuter-Buch und
künstliche Conterfeyungen der Bäumen, Stauden, Hecken...." van
Adam Lonitzer en Peter Uffenbach uit 1630.
Opvallend is de vorm waarin de reeds bewerkte rötelstiften zijn
afgebeeld: gezaagd en zeer puntig/ taps toelopend. Helaas staat er geen
maataanduiding bij. Deze maat is uit opgegraven krijtstiften uit de
Romeinse
tijd
echter wel bekend (zie verderop op deze pagina). In het boek wordt
Röthelstein op blz. 719
genoemd
als tekenmateriaal dat timmerlieden en steenhouwers gebruiken. De
ribbels zijn kenmerkend voor natuurkrijt dat op een rasp wordt
gemodelleerd.
Tevens
wordt Röthel (Rubrica Fabrilis) als een bloedstelpend middel
vermeld. Zie
bijgaande link (blz. 719)
1694, Pierre
Pomet
(1658-1699) HISTOIRE
GENERALE DES DROGUES
Traitant
des Plantes, des Animaux, & des Mineraux [.......] Par le
Sieur PIERRE POMET, Marchand Epicier & Droguiste A
PARIS Chez JEAN-BAPTISTE LOTSON & AUGUSTIN Pellon, sur le Pont au
Change; à la Prudence ET AU PALAIS chez ESTIENNE DUCASTIN,
dans la GaIleríe des Prisonniers, au bon Pasteur Avec
Approbation & Privilege du Roi. M. D C . X C I V.
(1694) Blz. 63, 2e boek
"Er is nog een andere
soort Sanguine waarvan de tekenaars gebruik maken, dat we "crayon
rouge" noemen en [dat] nogal lijkt op "Feret" uit Spanje, met dat
verschil
dat het niet draadachtig is maar mat zoals aarde. Dit
soort
Sanguine of krijt uit Engeland wordt aangeboden in twee
verschillende
kwaliteiten, de beste is die, die enigzins zacht, kalkachtig en
gemakkelijk te zagen of te snijden is om er stiften van te maken, die
van
mindere kwaliteit is hard, korrelig, moeilijk te zagen, en
is in één woord "afkeurenswaardig"."
JdH: Feret
uit
Spanje verwijst naar hematiet- of ijzerhoudende steen volgens Pomet in
het voorafgaande deel van de tekst op blz. 62 en 63 van het 2e boek. Pomet geeft ook aan dat men
kritisch moet zijn bij het
kiezen van sanguinekrijt vanwege kwaliteitsverschillen. De
herkomst van de "andere soort sanguine[steen]" laat hij in het
midden. De
benaming "crayon d'Angleterre" wil nog niet zeggen dat het
rode sanguinekrijt om mee te tekenen daar vandaan kwam. Uit recent
(2018) literatuuronderzoek blijkt echter dat er wel degelijk op
sanguinekrijt gelijkend rood natuurkrijt in Engeland werd
gevonden. Er is ook
sprake
van
"crayons de Hollande" in de 17e eeuw. Dit betreft meestal
grafietstiften gevat in
een houten omhulsel. Nederland was daarvan in de 17e en 18e eeuw
een
grote
exporteur. Zie Savary.
Zelfde tekst in duitse
vertaling uit 1717: Sanguine, oder Blutſtein/
welcher zum Zeichnen gebrauchet, und von uns rothe Kreide/
(Roͤtelſtein) genennet
wird: er ſieht dem Feret d’ Eſpagne ziemlich aͤhnlich, doch iſt er
nicht ſpieſicht, ſondern wie Erde. Roͤtelſtein. Dergleichen Blutſtein oder
Kreide wird uns aus England uͤberbracht, und unter ſelbiger iſt die
beſte, welche etwas zarte und linde iſt, die ſich auch leichtlich
ſaͤgen, oder zu Griffeln und Stiften zerſchneiden laͤßt: die
ſchlechtere iſt harte, ſandicht, ſchwer zu zerſchneiden, und ſoll, mit
einem Worte, gar verworffen werden.
JdH: Of uit de
bovenstaande Duitse tekst te concluderen is dat "Rötelstein" (uit
Duitsland) van goede kwaliteit is en dat de verwerpelijke soort uit
Engeland komt, is niet goed uit bijgaande tekst te halen.
In een publicatie uit 1803 staat over "Rouge d'Angletterre":
Rouge d'Angleterre.
On range égalément parmi les argiles, une terre
chargé, d'oxide jaune de fer au second degré d'oxidation.
On la fait passer au feu, où elle achève de s'oxider, et
prend une belle couleur rouge. Elle est connue dans le commerce sous le
nom de rouge d' Angleterre ou de Hollande. Demeste dit que la plus
grande partie vient du Berry.
(Bron: NOUVEAU DICTIONNAIRE D'HISTOIRE NATURELLE. A P A = B A R.
APPLIQUÉE AUX ARTS, Principalement à l'Agriculture et
à l'Economie rurale et domestique : PAR UNE
SOCIÉTÉ DE NATURALISTES ET D'AGRICULTEURS: Avee des
figures tirées des trois Règnes de la Nature. DE
L'IMPRIMERIE DE CRAPELET. A PARIS, Chez DETERVILLE, Libraire, rue du
Battoir, n° 16. AN XI — 1803. pag. 246
1701
Antoine Furetière (1619-1688). DICTIONNAIRE
UNIVERSEL, Contenant généralement tous
les MOTS FRANÇOIS, tant vieux que modernes, & les Termes
des
SCIENCES ET DES ARTS: Seconde édition revüe,
corrigée & augmentée par Monsieur Basnage de Bauval .
Divisé en trois Tomes. TOME PREMIER.
A—D. A la Haye et a Rotterdam, Ches Arnoud et Reinier Leers,
1701.
Avec
Privilege. Digitaal: pag. 822 van 1046.
(N.B. Al in 1644
verschijnt er een voorloper van dit woordenboek, in 1690 een aantal
vervolgdelen en in 1696 het laatste deel.)
In deze uitgave uit 1701 wordt de
volgende toelichting op het woord "crayon" gegeven:
CRAYON, f. m. Petite pierre, pâte,
charbon, ou
mineral qui sert à
marquer, écrire, dessiner, peindre, &c.
On fait des crayons
rouges avec de la pierre sanguine.
On en fait de noir
avec du charbon de faule, &
avec de la mine de
plomb. On en fait qu'on nomme pastel, avec de la pâte de
toutes
fortes de couleurs. On écrit
avec un crayon
fur des tablettes. On marque avec du
crayon les passages
notables d'un livre. Entre les pointes
d'un compas il y en
a une qui fert de porte-crayon. Vert.: TEKENSTIFT,
v.m. [natuur]Krijtje, [kunst]krijt,
kool of mineraal geschikt
om te markeren, schrijven, tekenen, schilderen enz. Men maakt
roodkrijtstiften van de sanguinesteen. Men maakt
zwarte [stiften]van verkoold wilgenhout en van grafiet. Men maakt, wat
men pastel[krijt] noemt, met behulp van [krijt]pasta in allerlei
soorten kleuren. Men schrijft met een krijtstift op planken. Men
onderstreept met potlood de belangrijke onderdelen
van
een boek. Aan de uiteinden van een passer is er één die
als stifthouder dient. Commentaar
JdH: In de
beschrijving van "CRAYON" wordt "la pierre sanguine"
als materiaal voor roodkleurige [gezaagde] stiften
genoemd. Helaas wordt geen vindplaats van de "pierre sanguine"
vermeld.
In deel III (P-Z) staat de volgende omschrijving van
SANGUINE: SANGUINE. fubft. fem. eft une pierre precieufe.
Vid.
Sanguine, eft auffi une pierre foffile fort rouge qui a fa propre mine,
qui fert aux Peintres à faire des crayons, & aux Orfevres a
brunir & à faire le vermeil doré.
"Was die andern Zeuge, damit man seine Zeichnung verrichtet und
vollbringet, anlanget, so sind derselben viel und unterschiedlich, und
kan darinnen niemand nichts vorgeschrieben werden, weil ein jeder
deßfalls nach seiner Beliebung thun mag. Etliche gebrauchen die
rothe Kreide oder den Rötelstein, welches wol die gemeineste unter
allen Zeugen ist, und wird auch von allen Zeichnern in Italien
durchgehends gebrauchet; Ingleichen hat man auch eine schwarze Kreide,
die dazu sehr dienlich ist, aber diese kan man nicht allezeit gut
antreffen. Insgemein ist sie zweyerley Gebrechen unterworffen, welche
dem Zeichner grossen Verdruß verursachen; der eine ist, daß
sie all zu weich, kurz-brüchig, und bröcklich fället:
der andere, daß sie offtmals hart und steinicht ist; ja wenn sie
schon noch etlicher massen gut ist, so gewinnet sie doch vielmals durch
die Wärme der Hand eine solche Harte, daß sie dadurch
unbrauchbar wird, und eben darum darff man sie nicht wohl bey sich im
Sacke tragen, doch kan man ihr, wenn man sie offtmals mit der Zunge ein
wenig anfeuchtet, oder zuweilen etwas davon abschabet, einiger Massen
helffen. Etliche legen sie in einen feuchtet, Keller, andere graben sie
mit Saltz in die Erde, da sie gelinde bleiben möchte, und
dergleichen mehr. Im Kauffen kan man sie also kennen, daß sie
recht gut ist, wenn sie nemlich von aussen etliche gelbe Flecken hat
als Schwefel, und so man sie mit der Zunge versucht, saltzig und sauer
am Geschmack, auch geschmeidig und weich zu schneiden ist. Diese und
andere
Beschwerlichkeiten aber zu vermeiden, halte ich die rothe Kreide
für besser, weil dieselbige Meist allezeit bequem ist, da man auch
wol etwas mit schwarßer Kreide darunter zeichnet, und etliche
Tuschung oder Tipfflein machet, immassen solches heutiges Tages in
vielen Zeichnungen sowol der Italiäner als anderer Meister zu
sehen ist. "
Oorspronkelijke Nederlandse tekst: (Nederlandse titel: W. Goeree, Inleydingh
tot de practijck der al-gemene schilder-konst, waer in, neffens de
heerlijckheyt en nuttigheydt der selve, kortelijck wert aengewesen: wat
dingen tot grondige verstaeningh der schilder-konst behoorde geweten te
zijn ... Dienende tot een voorlooper van een ander werck, daer in de
practijck-regelen der schilder-konst, bestaende in teycken-kunde,
bouw-kunde, doorsicht-kunde, mensch-kunde, ordineringh en coloreeringh
volkomen sal geleert werden, Middelburg, 1670. 2e druk) Een
eerdere uitgave werd verzorgd door G. ter Brugge.
Inleydingh
tot de
algemeene TEYCKEN-KONST. blz 77 en 78 (V.
Hooftdeel Vande algemeen Stoffen en Cryonnen waer mede datmen
TEYCKENT enz...) De andere ftoffen nu daer mede datmen uytvoert en
opteykent zijn veel
en verfchey-den, en daerin kan niemant een Wet ge-ftelt worden , dewijl
yder fijn luft daer in voldoen moet. Sommige ghebruycken het
Root-Krijt ofte Roode Aerde , welcke wel de gemeenfte onder alle de
ftoffen is ,'t felve wert oock by alle Teyckcenaers in Italien
doorgaens gebeficht ; van ghelijcke is oock het fwart Krijt feer
bcquaem ; maer men kan dat niet aItijt aentreffen dat goet is: In
't gemeen foo heeft het twee ge-breecken , die de Teyckenaers
feer verdrie-tigh maken, de eene is dat het te weeck , kortbrakigh en
brockelachtigh is , d'andere dat het veeltijdts hart en fteenigh is
; felfs 't gene eeniger maten goet is , wert d'ickwils door de
warmte vande handt foo hart , dat het ongebruycklijck is , daerom
het niet wel inde Sack en mach gedragen worden ; doch kanmen dit door
dickwils aen de Tongh een weynigh voght te ma-ken en
fomtijts wat af te fchrapen , eenigh-fints te goede komen.
Sommige leggent in een vochtige Kelder , andere gravent met Zout inde
Aerde , op dat het facht mochte blijven , en diergelijcke getalm
meer. In het Koopen falmen het bekennen goet te zijn, foo
wanneer daer buyten op eenighe geele fwavelachtighe plecken fich
vertoonen, en op de Tonge gheproeft, Zoutachtigh zuer, en gefmy
in 't fnyen is. Om defe en andere moyelijckheden te vermijden ,
foumen het Root-Krijt konnen verkiefen , dewijl fulcks
meeft altijdt bequaem
is, daermen oock wel met Swart Krijt wat onder Teyckent, en eenighe
toetfen en diepfelen mede maeckt, foo als 'er heden ten daghen noch
veele Teycke-ningen gefien worden , van Italiaenfe, en andere
Meefters.
Zie de opmerking hierna van Goeree (uit 1670) over zwavel bij
natuurkrijtstiften: "..........of er
aan de
buitenkant een aantal gele zwavelachtige vlekken te zien zijn, ......."
JCdH: In de meeste gevallen geeft dit zwavelhoudende rode krijt een
lichtrode tot oranjerode tint af bij het tekenen. Bij rötelkrijt
komen zulke zwavelvlekken bij sanguine
lichtbruin en sanguine
naturel regelmatig voor.
Bij zwart natuurkrijt uit de 17e en 18e eeuw zou dat ook zo te zijn.
Aangepaste Nederlandse
tekst:
"Wat de andere [teken]materialen betreft,
waarmee men [zijn tekening] opzet en uitwerkt, dat zijn er vele en
verschillende, en daarin kan niemand de wet
voorgeschreven worden, omdat iedereen daarin zijn eigen voorkeur moet
volgen.
Sommige gebruiken het Rode Krijt of Rötelstein, dat het meest
gebruikte onder
alle [teken]materialen is, en dat vooral ook door alle
tekenaars in Italië wordt gebezigd; daarmee
vergeleken is ook het zwarte krijt zeer geschikt, maar
men kan dat niet altijd in een goede kwaliteit aantreffen.
In het algemeen bezit het [zwarte
krijt] twee gebreken, die de
tekenaars zeer verdrietig maken; het ene [gebrek] is
dat het te zacht, kort, broos en brokkelig is: het andere, dat het hard
en vaak steenachtig is; zelfs als het
nog enigermate goed is, wordt het door de warmte van de hand
zo hard dat het onbruikbaar
is, daarom kan het beter niet in de [broek-?] Zak gedragen worden,
doch men kan dit verhelpen door dit [droge krijt] dikwijls met de tong een beetje vochtig te maken
en er af en toe wat van af te schrapen. Sommige leggen het [krijt] in
een
vochtige kelder [kist?],
anderen begraven het met zout in de aarde, in de hoop dat het zacht
blijft, en meer van dat soort maatregelen. Bij het kopen dient men na
te gaan of
het [zwarte krijt] goed is, of er aan de
buitenkant een aantal gele zwavelachtige vlekken te zien zijn, of als
men het met de tong proeft, zout-zuur is, en
of het gemakkelijk te snijden [zagen?] is.
Om deze en andere moeilijkheden te vermijden, kan men beter het rode
krijt kiezen, omdat het goed te combineren is
met een
ondertekening in zwart krijt, en het
bijna altijd geschikt is, om er enige toetsen en
diepsels
[wassingen] mee te maken, zoals dat heden ten dage op
veel
tekeningen van zowel de Italiaanse en
andere meesters te zien is."
JCdH:
Opvallend in
voorgaande tekst
is de vermelding van kwaliteitskriteria voor natuurkrijt
tekenstiften. Het feit dat er over "geele
fwavelachtighe plecken" aan het zwarte krijt wordt
gesproken verwijst echter meer naar rötelstiften. Bij
rötelstiften is zwavel
of een geelgekleurde adering
soms
zichtbaar bij het raspen. Bij rötelkrijtstiften is aan de
buitenzijde bijna niet te zien welke kwaliteit en kleur men aanschaft.
Dat is alleen te testen door zelf deze natuurkrijt stiften bij aankoop
uit te
proberen op papier. De opmerkingen van Antoine Watteau over
zijn
problemen met de hardheid van de "Pierre Sanguine" in het voorjaar van
1721
klinken al door in bovenstaande tekst uit 1670.
Gemodelleerde stiften gebrande gele oker
In
de natuur gevonden harde brokken gele oker die gemodelleerd en
aangepunt worden en daarna zo verhit dat de gele kleur overgaat in
roodbruin.
Deze stukken rood natuurkrijt tekenen, mits van een geschikte
samenstelling, met dunne gelijkmatige lijnen.
Naast
de stukken gebrande gele oker is er ook natuurlijke rode oker in
gesteente waarmee kan worden getekend.
"....
draughtsman was able to use either black or red chalks. It was
through the intermediary of Primaticcio that sanguine was introduced in France,
where its use leads us back to the lively signification alluded to
above.
Bernard Palissy speaks of a 'pierre
sanguine composé d'un grain fort subtil et duquel on fait des
crayons rouges ..... fort propos à contrefaire les visages
d'après le naturel; and it was for this effect that the
first
French artists used it: with Clouet and with Lagneau it served to
render....."
Citaat
uit artikel van Marianne Roland Michel in L'Art
du Dix-Huitiëme Siècle / The Golden Age of Sanguine,
1978
Zachtere
krijtstiften kunnen uit een stuk rode
bolus worden gezaagd/ gesneden en daarna aangepunt.
Dit krijt is meer geschikt voor grotere maten
papier.
De rode bolus die de firma Kremer mij
jaren geleden stuurde verschilde niet tot nauwelijks van die van andere
fima's/ andere vindplaatsen. Een roodkrijttekening daarmee toonde geen
zichtbare verschillen met de al in mijn bezit zijnde rode bolus.
Opvallend is dat in alle 3
verpakkingen tot nu toe steeds twee verschillende variëteiten van
rode
bolus zitten:
bleek-
tot
helderrood
tekenende brokjes die niet zo snel pulvéren en
donkerrood
tekenende,
snel
pulvérende brokjes.
Uiterlijk is dit
niet snel
te zien. Een tekenproefje maakt het echter wel snel zichtbaar.
Stukje
natuurkrijt in stifthouder (fig. 2)
Voorbeeld
in de Encyclopedie van Diderot
et D'Alembert (1772) bij het onderdeel "Dessein'.
Krijtstiften
die volledig
van natuurlijk materiaal (ook poeder dat bij het zagen en slijpen van
natuurkrijtstiften vrij komt) zijn gemaakt:
Gerolde
krijtstiften van rode klei
Ook
werden krijtstiften tussen de handpalmen of tussen twee
plankjes
'gerold'
van bijna droge rode kleipasta (vgl. zetpillen)
Gegoten
krijtstiften van rode klei
In
de 16e eeuw komt in een Engels boek een voorbeeld voor van
het gieten van krijtstiften. Er werd roodbruine kleipap
gegoten in smalle gootjes van 6 cm. lang en zo breed/ diep als de
pendikte van
een ganzenveer. De gootjes werden aangebracht op een vlakke kalksteen.
Hexagonale roodkrijt stiften
(mogelijk oorspronkelijk gegoten krijtstiften die werden gemodelleerd) In
de 17e eeuw werden in Nederland zeskantige krijtstiften gebruikt.
(bodemvondst van
stifthouder met stukje krijt erin in oude beerput in Amsterdam naar
informatie van Frans Laurentius, Middelburg)
Kunstkrijtstiften
(aan het pigmentpoeder is klei of een
gomoplossing als
bindmiddel
toegevoegd)
1684
Al in de 17e eeuw en zelfs nog eerder is er al kunstkrijt in de vorm
van pastelkrijt
J.B. Corneille, Peintre de l'Academie Royale, "Les
premiers Elemens de la Peinture Pratique",
A PARIS, Chez NICOLAS LANGLOIS, ruë Saint Jacques, à la
Victoire, M. DC. LXXXIV
CHAPITRE XXXVIII., De la Peinture au Pastel ,
blz. 91 t/m 96
Enkele fragmenten:
______________________________
"Quoique l'on vende en plusieurs
endroits de Paris des Crayons de
Pastel & qu'il soit bien plus expedien
d'en acheter que de se donner
la peine de les faire, néanmoins
ceux qui voudront bien l'aprendre
pour leur propre fatisfaclion doivent
savoir, .....
6. Que la grande difficulté dans
la compofition des Paftels, eft d'en
faire de fort bruns, & fur tout d'un
brun roux & qui tire fur le biftre,
& qu'ainfi c'eft à ceux. Là principa-
lement qu'il faut aporter plus de foin."
_________________________
De
Grondbeginselen van de Schilderpraktijk. blz. 91 t/m 96
HOOFDSTUK XXXVIII.
Het Schilderen met pastelkrijt.
Fragmenten
op blz. 93
Hoewel
men op verscheidene plaatsen in Paris Pastelkrijt verkoopt, en het
doelmatiger is ze te kopen dan zich de moeite te geven de stiften
[zelf] te maken, zullen zij die het willen leren nietttemin tot hun
eigen voldoening moeten weten dat, .......
6. Dat de grote moeilijkheid, in de samenstelling van pastelstiften is,
er krachtige bruinen in te maken, vooral een roodachtig bruin dat naar
het bistre neigt en er als zodanig gelijk aan is. Hoofdzakelijk daaraan
dient men veel zorg te besteden.
JdH:
Allereerst blijkt uit bovenstaande tekst dat pastelkrijt al in 1684 op
diverse verkooppunten in Parijs te koop was. Pastelstiften in
bruine tinten waren blijkbaar een probleem. Ze bezaten, vergelijkbaar
met bruine natuurkrijtstiften, te weinig
kleurkracht volgens Corneille.
De kleurcriteria bij Corneille lijken op die van het roodachtige
bruin dat in rötelkrijt uit Theley voorkomt. Vooral de relatie
roodachtig bruin en bistre lijkt te verwijzen naar op hematiet, met
fijne kleideeltjes en zwavel en niet naar een rood dat uit gebrande
oker is
gemaakt.
Roodachtig bruin natuurkrijt is veel levendiger dan "kunstkrijt"
omdat
pastekrijt als kunstkrijt uit een homogene massa
bestaat. Natuurkrijt is nooit homogeen. Drukverschillen tijdens
het tekenen kunnen extra tinten en tonen laten ontstaan.
Gerolde
krijtstiften
Voorbeelden
van gerolde krijtstiften zijn te zien in de Encyclopedie van Diderot
et D'Alembert (1772) bij het onderdeel pastelkrijt. Hoe pastelkrijt
tegenwoordig in Frankrijk op de traditionele manier wordt gemaakt bij
"La Maison du Pastel" is via
deze link te zien.
Bijgaande
afbeelding uit de Encyclopedie van Diderot laat zien hoe pastelkrijt in
de 18e eeuw werd vervaardigd. Op de marmerplaat liggen links drie
(handgerolde) stiftvormige krijtjes die aan beide uiteinden spits
toelopen. Erboven is een volle krijtjesdoos afgebeeld. Roodbruin
pastelkrijt bestaat uit een mengsel van pijpaarde, bruinrood-pigment en
een bindmiddel. De pijpaarde geeft massa aan de pastelkrijtstift. Er is
bij pastelkrijt slechts een geringe hoeveelheid pigment nodig.
Roodbruin natuurkrijt (Rötel) bevat als natuurlijke bindmiddelen zwavel
(http://www.nkam.nl/zwavel.pdf) en fijne
kleideeltjes naast een hoge concentratie (ongeveer 60%) hematiet. Dat
er zwavel in zit is herhaaldelijk in de literatuur vemeld met
verwijzing naar de zoute smaak bij aanraking met de tong van rötel.
1788
-Traité
de la peinture au pastel, du secret d'en
composer
les crayons, & des moyens de le fixer..... par M. P. R. de C... C.
à P de L. A P A R I S , Chez DEFER DE MAISON NEUVE,
Libraire, rue du Foin Saint-Jacques, Hôtel de la Reine Blanch.
Avec
Approbation & Privilége du Roì. I788. Sanguine,
manière d'en composer de très-bons crayons pour le
dessin, nr. 112. (digitaal blz. 116)
"112.
Ik spreek liever niet over sanguine. Het is een ander soort
ijzerhoudende klei-achtige oker. Het komt voor in brokken, hard,
compact, en voelt vettig aan, zoals speksteen. Het wordt vaak gebruikt
om te tekenen; maar wordt in feite nauwelijks gebruikt in de
schilderkunst. Sanguine, goed gewreven met water, levert oneindig veel
betere stiften op om te tekenen dan die waarover u tevreden bent om ze
te zagen. Sommige mensen verwerven een klein inkomen met deze
vervaardiging, voor anderen, die niet de moeite willen nemen om zich
erin te verdiepen, zijn
ze een groot mysterie.
Men kan, wanneer men het sanguine[poeder] wrijft, de kleur van dit
soort stiften, bestemd om mee te tekenen, variëren, door een
geringe toevoeging van soms cinnaber [vermiljoen], soms gebrande omber
of een ander pigment."
JCdH:
Hier is ook sprake van bijmenging van aardpigmenten met sanguine in
poedervorm om speciale kleuren te verkrijgen. In natuurlijke rötel
komen deze tinten echter in een ruim scala voor. Mogelijk was de
rötelimport
in 1788 teruggelopen in Parijs.
1791
-
Watelet,
Claude-Henri
(1718-1786). Encyclopédie
méthodique. Beaux-arts , dédiés et
présentés a monsieur Vidaud de la Tour, conseiller
d'État, et directeur de la Librairie. Tome premier
[-deuxième]. 1788-1791. trefwoord : "sanguine" en "crayon
rouge". Diverse beschrijvingen.
"SANGUINE.
(Zelfstandig naamwoord, vr.) Soort oker neergeslagen in een grondsoort
van kleihoudende ijzer vergelijkbaar met zachte speksteen, gemengd met
hematiet in
poedervorm. Dit broze gesteente, dat vettig aanvoelt, & min of meer
donkerrood is, laat zich gemakkelijk zagen in stiften; die men
rood krijt noemt. Goed gekozen en in zijn natuurlijke staat is het van
een goede stevigheid en vetheid, die het [van nature] bezit en biedt
het een aangename & zachte korrel. Veel mensen verkiezen echter
liever kunstkrijtstiften: dat krijt is van dezelfde steen, gereduceerd
tot poeder en goed gewreven met water; men kan de tint van deze
krijtstiften variëren door er vermiljoen, omber of iedere andere
aardkleur aan toe te voegen, waarvan men vindt dat die goed past bij
sanguinekrijt. Als men het, gewreven met water, op een flink &
gelijkmatig vuur zet, verhardt het tot het stolt [het glad wordt]
& geeft [strepen] af bij een lichte aanraking"
JCdH:
Deze encyclopedie is het laatste werk van Watelet. Het is pas na zijn
dood uitgegeven. Uit
de tekst over Sanguine blijkt
dat "kunstkrijt" (crayon factice) al voor de uitvinding
door Conté bestond. Ook werd de sanguinepasta soms gemengd met
een pigment. Over een bindmiddel heeft men het niet. Ook de
herkomst van Sanguinekrijt wordt niet vermeld, terwijl dat bij bijv.
zwart en wit krijt en grafiet(stiften) wel wordt aangegeven.
Alleen
rötel (sanguine) uit o.a. Theley heeft de eigenschap dat het na
verpulvering en,
aangemaakt met water, gewreven op een steen - vgl. olieverf - na
bijna indroging weer tot krijtstiften is te modelleren zonder
bindmiddel.
Nicolas Conté, de
uitvinder van het kunstgrafietpotlood (of crayon à mine de graphite) in Frankrijk (1794)
Portret van Conté met een
lapje voor zijn oog. De blindheid aan zijn linkeroog is veroorzaakt
door een gasontploffing toen hij in
zijn laboratorium in Meudon in 1796 een experiment uitvoerde. De
achtergrond op de gravure suggereert echter dat het oogletsel verband
houdt met zijn aanwezigheid in dienst van Napoleon Bonaparte in Egypte
in 1798. Op de foto ernaast is een
oud Contépotlood (crayon à mine de graphite) te zien.
Helaas heb ik tot op heden de ouderdom
ervan niet kunnen achterhalen. Waarschijnlijk is het uit de
periode rond 1870. Het
potlood bezit een gedraaid benen of ivoren
knopje. Op het houten omhulsel staat gedrukt CONTÉ
A PARIS in zwart op een transparant gelakte naturel houten ondergrond.
De potloodpunt is er met een mes onregelmatig aangeslepen. Tevens zijn
afgebeeld een schaafje dat als punten-aanslijper kan worden gebruikt en
een oude 19e eeuwse schraper met ebonieten handvat. Deze kan voor
meerdere doeleinden worden gebruikt. Klik op de afbeelding om de
voorwerpen op ware
grootte te zien.
20
maart 2019: Grafietstiften kun je zelf bakken door aan een pasta, op
waterbasis, van
Kaolienklei (wit), Bentonietklei ('Fuller's clay',
Vollersklei of Calcium
Bentoniet, wit) ook wat grafietpoeder toe te voegen. Kneed dit mengsel
goed
door elkaar en snijd er er stangen van van enkele milimeters
dik. De lengte van de stangen speelt niet direkt een rol.
(Een normaal potlood is 17,5
cm. lang.) Laat de stangen eerst enige tijd goed drogen. Zorg dat er
geen luchtbellen in zitten, rol ze daarom niet!. Bak de dunne
stangen daarna op een vel aluminiumfolie, liggend op een
bakplaat, in
een oven bij 230 graden gedurende 20 minuten (eenvoudig voorbeeld
recept uit de uitzending van de BCC op 19 maart 2019: Inside the
Factory Serie 4: 9. Pencils. Script is op internet beschikbaar). Laat
de slierten
daarna afkoelen en je grafietstiften zijn klaar. Afhankelijk van de
dosering van Kaolien, Bentoniet en Grafiet (HB = van elke grondstof
evenveel) ontstaan er
na bakken grafietstiften met meer of minder hardheid en meer of minder
grijstint.
Geperste en gebakken, carrévormige krijtstiften in de kleuren
wit, zwart en sanguine Conté kwam eind 18e eeuw
in Frankrijk met carré-vormige krijtstiften voor wit, zwart en
sanguine op de markt.
De firma
Conté en andere
firma's die tekenkrijt voor kunstenaars verkopen bieden per kleurnuance
maar één hardheidsgraad aan. De 5 kleurnuances van
Conté zijn: sanguine naturel (roodbruin), sanguine 18e eeuw
(oranje roodbruin), sanguine Watteau (donker roodbruin met rose
ondertoon), sanguine Medicis
(koel donker roodbruin) en bistre (donkerbruin met groene ondertoon).
Deze nuances komen ook bij
"Rötelsteinen" voor. De
staafvormige sanguine-stiften van Conté, die zacht in gebruik
zijn, zijn
vervaardigd van natuurlijke materialen (ijzer oxydes en klei
(kaolin)) en een bindmiddel (een cellulose - ether). De hiervan
gemaakte
krijtstiften worden na droging gebakken. Voor
tekenaars die van wat zachter rood krijt houden is het krijt van
Conté zeker geschikt. Helaas is het niet mogelijk om vlot
achter elkaar lijnen van gelijke dikte aan te brengen. Herhaaldelijk
slijpen of putten uit een grote voorraad scherp gepunte krijtstiften is
dan noodzakelijk. Naar mijn mening is Contékrijt vooral
geschikt voor gebruik
op wat grotere papierformaten.
A.M.
Perrot,
Manuel du Dessinateur, Paris, 1829, pp. 126.
De
tekst over krijt luidt vertaald in het Nederlands:
"De Krijttekening,
Kies
bij het werken met sanguine of
rood krijt het krijt met de donkerste kleur en het zachtste van toets;
snij deze steen met een scherp mes, of een kleine zaag, in vierkante
pijpjes, en slijp deze aan het uiteinde met een mes of een
zakmes. Zwart krijt of Italiaans krijt.
Kies de zachte soort, met een fijne korrel, zonder gaten of harde
stukken, bewaar het op een wat vochtige plaats, en snij het zoals we
het voor sanguine hebben aangegeven. Het is, naar onze mening, het
beste krijt dat men voor tekenen zowel op klein als groot formaat kan
gebruiken."
De
tekst gaat tot hier toe over "natuurkrijt".
In
het daarnavolgende tekstdeel wordt informatie over "kunstkrijt" van
Conté gegeven.
"Krijtstiften
van kunstmatige samenstelling, gefabriceerd door
Conté en enkele anderen, dragen nummers die verwijzen naar hun
hardheidsgraad; wanneer ze juist zijn, kan men daar zijn
voordeel mee doen, en er veel verfijnder en krachtiger mee werken dan
het zwarte (natuur)krijt dat als nadeel heeft dat het wat grijs is." (JCdH: Waarschijnlijk hadden de
nummers die de hardheid aangaven ook in die tijd al alleen betrekking
op de zwarte krijtstiften.)
Krijtpotloden In de
loop van de 19e eeuw komen dan ook de krijtpotloden op de markt in
West-Europa en Amerika.
Dikteverschil
stiften: De stift van een sanguine
tekenpotlood van
Conté
is 5 mm. diameter. Zelfgemaakte, gerolde, stiften kunnen bij de aanvang
van het
gebruik
3 mm. diameter dik zijn middenin en 1 mm.aan de uiteinden. Ze kunnen
zelfs dunner zijn dan 3 mm.
Een
roodkrijtpotlood dat mij goed bevallen is is het
'Gioconda' krijtpotlood Red Chalk 8802 van
Koh-I-Noor. Het voldoet aan alle wensen die aan een geschikt
krijtpotlood kunnen gesteld om te werken op wat kleinere
formaten. Het afgebeelde potlood is
nieuw
aangeschaft
in Berlijn in het voorjaar van 2006. De punt is
geslepen met een standaard puntenslijper. Verhitting van slijpsel
van het Koh-i-Noor Hardtmuth potlood laat zien dat de stift zuiver is
van samenstelling. De verpulvering aan de stiftpunt tijdens het tekenen
is gering. De stiftpunt blijft redelijk lang scherp. Wanneer de
stiftpunt bot is geworden gaat slijpen gemakkelijk. De houtsoort laat
zich soepel 'schillen'. Als een puntenslijper te bot is dan is
een afbreekmesje een handig hulpmiddel om een punt aan een krijtpotlood
te slijpen. Kortom een zeer geschikt potlood voor
rood-krijt
tekeningen.
Opvallend is wel dat gezaagde
natuurkrijtstiften een ander soort
kleurweergave opleveren dan kunstkrijtstiften. Natuurkrijt bezit van
zichzelf een aantal nuances binnen één stift die bij
"kunst-"krijtstiften of potloden afwezig zijn. Dat komt door het
heteroge karakter van de ingrediënten van natuurkrijtstiften: zwavelsporen, fijne kleideeltjes,
ijzeroxide, klei e.d. en interne hardheidsverschillen. Een tekening
gemaakt met
kunstkrijt is op alle plekken exact gelijk van kleur en meestal ook van
toon, alsof er een
homogeen soort poeder is uitgestrooid over de getekende voorstelling.
Vooral bij hedendaags imitatie geschept tekenpapier met een sterk
gegreind oppervlak valt dat op.
Meer of minder druk levert weinig tot geen kleurtoonverschil op in
tegenstelling met
een natuurkrijt stift. Ook geveegde en gerolde partijen leveren bij
kunstkrijt nauwelijks een "onder-" en/of "boven-"tint op zoals
die wel bij
natuurkrijt verschijnt. Dat maakt een natuurkrijttekening veel
levendiger. Van belang daarbij is wel dat de gezaagde
natuurkrijtstift regelmatig zeer scherp wordt gehouden door de punt
over
een rasp of over schuurpapier te halen. Uitgangspunt daarbij is dat de
punt
van de krijtstift als een obelisk geslepen is. Werk aan de onderdelen
van een tekening die de fijnste détaillering vragen met een
scherp geslepen stiftpunt. Een natuurkrijttekening
bezit uit zichzelf een breder palet aan kleurtinten dan
één uitgevoerd met "kunst-"krijt. De grein,
vezelstructuur, tint en dikte van het papier zijn, inclusief de
ondergrond waarop het vel ligt, echter
factoren die een grote rol spelen. De dikte van het papier en de
hardheid van de ondergrond zijn van in vloed op de scherpte van de
getrokken lijnen en de arceringen. Die bepalen mede de
kleurbeleving van de krijtlijnen en
krijtvlakken.
Verpulverde
hematiet voor krijt met een
sanguinetint
Krijttekening
(donkerrood krijt -red chalk- op verkleurd (chamois)
schetspapier, met
wit gehoogd)
25 x 16,25 cm (naar Longhi) Brokjes pure
hematiet. Herkenbaar aan de radiale structuur op breukvlakken en gladde
bolle oppervlaktedelen elders
Sla met een hamer een brokje hematiet (dat tussen twee kranten
zit om wegspringen van gruis tegen te gaan) kapot. Vermaal het gruis, na toevoeging van water, met een glazen loper tot pasta op een
marmeren plaat. Meng het daarna aan met poeder van 'harde' rode bolus.
Op
zeker moment (nu al weer jaren
geleden) heb ik bij de
firma Kremer in Duitsland mijn probleem neergelegd.
Advies daar was koop een kilo hematietbrokken en uw wens gaat in
vervulling. Dit materiaal bleek echter mooi (poederig) van buiten maar
keihard van
binnen. Natuurlijk hematietpoeder levert samen met het bezinksel van
het afgegoten kleiwater met de fijnste deeltjes zelfgewonnen bruinrode
klei uit de omgeving van Entrecasteaux in Zuid Frankrijk echter wel
een mooi diepdonker roodbruin soort krijt
op. Arceren en dunne lijnen zijn echter nog steeds een probleem. De
klei- en de hematietdeeltjes zijn, ook na wrijven met een loper op een
glazen plaat, mogelijk niet fijn genoeg. In 2018 heb ik opnieuw me
verdiept in glaskop hematiet en 'pencil ore
hematite' en meen dat papierpreparatie een oplossing biedt. Zie de
inleidende pagina over rood krijt.
Zelfvervaardigd
Sanguinekrijt
Na herhaald zoeken op internet kwam ik een site tegen
die ik voordien niet had gezien waarin haematietpoeder en
arabische gom de basisingrediënten voor sanguinekrijt zouden
vormen. Ik had dat bindmiddel ook al bij Goeree gezien dus heb ik
opnieuw een pasta aangemaakt van haematietpoeder en gedestileerd water
plus een spoortje arabische gom (uit een oud gomflesje van Gimborn).
Van de bijna hardwordende pasta heb ik torentjes gemaakt om de volgende
fase van het
drogingsproces te versnellen.
De aldus ontstane stiftjes zijn echter om te tekenen te poederig
(sediment is te grof van korrel), te
donker en onregelmatig van hardheid (waarschijnlijk door verschillen in
concentratie van de toegvoegde gom bij de pasta).
Daarna was het
voor mij een
logische
stap om de helft van de haematiettorentjes en een gelijke hoeveelheid
rode bolusbrokjes (die na testen als "hard" te kenmerken waren) na
verpulvering te mengen met wat gedestileerd water. Daarna heb ik op een
marmerplaat het mengsel met een kleine glazen loper zodanig lang
gewreven dat er aan de rand van de loper glanzende pasta verscheen en
er geen oneffenheden meer tijdens het draaien te horen waren. Op het
moment dat de loper vastgezogen zat aan de pasta op de plaat heb
ik een laag van ongeveer 1 à 2 mm dik op de marmerplaat
uitgesmeerd op het wrijfoppervlak. Op het moment dat de pasta begon te
verharden heb ik er pijpjes van 3 mm. diameter (2 à 1 mm. kan
echter ook goed) van gemodelleeerd en
deze buiten, uit de zon, te drogen gelegd en later binnen in de
luchtstroom van van een draaiende ventilator om het droogproces
te vernellen. Over het resultaat van
het werken met deze staafjes ben
ik niet ontevreden. De proefjes zijn hieronder te zien.
Links haematiettorentjes (te pulverend en te donker), rechts
staafjes van 3 mm. diameter na vermenging met "harde" rode bolus.
De bijbehorende proefjes zijn bij de materialen zichtbaar.
Facetvlakken bij een stiftje van "harde" rode bolus en
bij
zelfgemaakt rood krijt
(gemodelleerd mengsel van gelijke hoeveelheden haematiet- en "harde"
rode boluspoeder)
Voor
lichtere tinten kan
steeds
de helft van
de aangemaakte staafjes worden vermengd met wat rode bolus en dient
bovenstaande procedure te worden herhaald. Maak, naarmate het papier
gladder is, pasta aan waar wat krijtpoeder
aan is toegevoegd om een soepele afgifte van kleurstof aan het papier
te bevorderen. Krijtjes die te hard zijn uitgevallen kunnen zo toch
weer
bruikbare grondstof opleveren. Pijpaarde ipv. krijtpoeder leverde geen
positief resultaat op.
Parijs,
begin maart 2007 Tijdens mijn
bezoek op een zaterdag aan de Marché VERNAISON in
Parijs kon ik mijn verzameling oude krijtstifthouders (portes-crayon) met enkele mooie exemplaren uitbreiden.
Ik kreeg zelfs bij deze aankoop een oud doosje rode kleurstiftjes
cadeau. Het opschrift
op het doosje luidt: 'CONTÉ No 512 ROUGE 6
MINES Petit Format Long 5c pour Portemine de BUREAU No 507 Made In
France'. Aan de buitenzijde van de stiftjes, die een diameter van 3 mm.
bezitten, zit een droge, poeder-/wasachtige substantie. Even
dacht ik een bijzonder soort rood krijt van Conté op het spoor
te zijn maar dat bleek, na vergelijkbaar warenonderzoek thuis, toch
niet het geval. Het waren kleurkrijtjes op wasbasis.
Kleermakerskrijt
(een curiositeit op
deze pagina, genoemd door Cennini)
Kleermakerskrijt wordt bij Cennini genoemd (zie
literatuurlijst). Of er vroeger een dieprode kleur
beschikbaar
was in dit materiaal weet ik niet. Qua consistentie is
dit materiaal, doordat het
geperst is, heel geschikt om mee te tekenen maar helaas zit het qua
kleurintensiteit te veel in de pastelhoek. Zie daartoe
het
proefvelletje. Voor tekenen op donkerder getint papier
is het waarschijnlijk wel geschikt. Een punt eraan slijpen zoals
Cennini adviseert heb ik maar achterwege gelaten. Toch blijkt uit
de vermelding bij
Cennini dat er al lang geleden met materiaal werd gewerkt dat
oorspronkelijk niet voor kunstenaars was ontwikkeld.
Tekenen
met vet rood krijt in
de 18e eeuw Van de Belgische
kunstenaar
Suvée, Joseph Benoît (Brugge
1743 – 1807 Rome) is in het Brugse Prentenkabinet een tekening in
sanguinekrijt van de tempel van Vesta bekend met een bijbehorende
afdruk in spiegelbeeld: een contre-épreuve. Opvallend zijn de
fijne détails op beide voorstellingen. Suvée verbleef voor het
eerst van 1772-1778 in Rome. Hij maakte
bij het tekenen op papier een aantal keren gebruik van scherp gepunt,
vettig krijt De Tempel van Vesta heeft hij
vanuit zeer laag perspectief naar de
werkelijkheid getekend. Door het gebruik van vettig sanguinekrijt (een
soort vetkrijt) kon Suvée van dit blad een
‘contre-épreuve’ of tegendruk (gespiegelde afdruk) maken. Onder
druk (bijv. met een koude strijkbout) kan men op deze wijze van een
'vetkrijttekening' een afbeelding in spiegelbeeld maken. Deze meestal
unieke tegendrukken van tekeningen werden door de kunstenaars zelf
bewaard of tussen kunstbroeders onderling uitgewisseld. Kopieer de
naam: "Joseph Benoît Suvée" en zoek via bijgaande
URL.
Tekenen met een rood krijt
stift waaraan wat zeep is toegevoegd Onlangs (oktober 2010)
kwam ik
een beschrijving tegen van rood krijt in
"Nieuwenhuis' woordenboek van kunsten en wetenschappen, Volume 8, uit
1863. Zie literatuurliijst verderop op deze pagina.
"ROOD KRIJT is eene delfstof,
welke bestaat uit eene innige vermenging van klei met rood ijzer-oker,
rood ijzer-oxyde, of eene verscheidenheid van rood thon-ijzersteen,
hetwelk in thonschiefer voorkomt, onder anderen bij Saalfeld,
Neurenberg, voorts in Hessen, in Tyrol en andere plaatsen. Het
gesteente is bruinachtig rood van kleur en heeft de eigenschap van af
te verwen , en kan als zoodanig tot teekenen en schrijven gebruikt
worden, tot welke doeleinden het in stiften wordt gezaagd, die hetzij
op zich zelven gebruikt, of even als potlood in houten kokers gestoken
worden. Nog beter beantwoorden ze aan haar oogmerk, wanneer het R. K.
tot poeder gebragt, geslempt en met eene oplossing van gom aangeroerd
wordt; op welke wijze de kunstmatig gevormde Engelsche en Parijsche
roodkryt-stiften bereid worden. Is er tevens een weinig zeep
bijgevoegd, dan strijken zij nog ligter aan, en de streep wordt
daardoor donkerder en glansrijker. De aldus bereide stiften moeten op
vochtige plaatsen bewaard worden, opdat zij niet uitdroogen." (einde
beschrijving) Hieronder is een door mij
uitgevoerd proefvelletje te zien. Links is
gekrabbeld met een droog, zeep bevattend, rood krijtstiftje gemaakt van
rode bolus, evenveel zeepschraapsel en wat gedestilleerd water. De
pasta is na indroging maar voor het uitharden gerold in stiftjes tussen
twee handen. Rechtsboven is gekrabbeld met rode bolus in
natuurlijke vorm en rechtsonder is gekrabbeld met een vochtig, zeep
bevattend, rood krijtstiftje. Het effect van zeep, toegevoegd aan
rood krijtstiften, biedt als voordelen dat: - het krijtstiftje gemakkelijker
over het papier glijdt en - er na nat maken (aan vochtig
sponsje in krijtbakje of met spuug) van
het stiftuiteinde lokaal extra donkere accenten zijn te zetten (bijv.
handig bij portrettekenen) en - de krijttekening beter
veegvast is. Eigenlijk levert de toevoeging
van zeep een krijtsoort op
die tussen droog en vet krijt in zit. Krijtstiften en
vochtigheid De functie en indeling
van het
afsluitbare zinken bakje in
oude aquarelkistjes is mij door dit proefje ook duidelijker
geworden. Het doosje met schuifdeksel dient om de
vochtigheidsconditie van het krijt optimaal te houden. De conclusie kan
ook worden
getrokken dat er al lang voor 1863 (in ieder geval vanaf ca. 1830)
sprake was
van het vochtig
houden van krijtstiften (mogelijk vanwege toegevoegde zeep) maar ook om
een sterker lijnencontrast op te roepen. Zeep die uitdroogt
gaat barsten vertonen en valt in stukken uit elkaar. Datzelfde
verschijnsel kan zich voordoen bij droge krijtstiften, waaraan zeep is
toegevoegd. 1 febr. 2011
kwam ik de volgende informatie op internet tegen : "Wegen ihrer
Härte und ihren Verunreinigungen (z. B. durch Sand), versuchten
die Künstler die Kreide durch Anfeuchten mit der Zunge oder Lagern
in Feuchten Räumen geschmeidiger zu machen." Bevochtigen/
vochtig opslaan zou dan te maken kunnen hebben met de grote hardheid
van de krijtstiften. Achteraf blijkt deze informatie ook
bij Willem Goeree (1670) voor te komen. Een bevochtigde krijtstift-punt
geeft eerder zijn kleurstof af (vgl.
vroeger vochtig maken van de punt aan anilinepotloden).
Proefvelletje (klik op afbeelding voor
groter formaat) en aquarelkistje (naar Engels model uit ca. 1830)
met geopend zinken krijtbakje.
Watteau (oktober
1684 -18 juli 1721) en sanguinekrijt Venevault (1697-1775), een beroemd
minatuurschilder was
bevriend met Boucher, een leerling
van
Watteau.Nicolas
Venevault(1697-1775) wordt ook
wel geschreven als Vennevault.
Antoine Watteau.
Kopie (35x45cm.) in olieverf door Jaap den Hollander (sept. 2007)
naar
pasteltekening uit februari 1721 van Rosalba Carriera.
Watteau
is op
een gravure van Boucher afgebeeld met een bronzen krijthouder in zijn
hand. Zaten er stukjes Rötel-krijt in die houder?
'Want sanguine is de
uitverkoren
techniek van Watteau; Hij
heeft zelf een sanguine dat hem alleen lijkt toe te behoren,
een sanguine met een purperen tint, dat zich onderscheidt van het
gebruikelijke bruine sanguine, en dat zijn charmante kleur en zijn
huidskleur (incarnaat) ontleent aan het leven zelf; het
tegenovergestelde van grijs en van zwart. Sanguine, dat overigens, denk
ik, sanguine uit Engeland is, waarvan de technische handboeken de
superieuriteit roemen en waarvan, als een zeldzaamheid, een doos te
koop was op de
verkoping(?) van de schilder Venevault. En waar Watteau
misschien behoefte aan had? want hij vermeldt in zijn brief aan M. de
Julienne de hardheid van zijn sanguinestift(-steen) en de
onmogelijkheid zich een andere aan te schaffen. Hij beklaagt zich dat
hij niet meer kan maken wat hij in zijn gedachten wil; zijn gedachten,
die in de laatste jaren van zijn leven, uniek lijken.'
(Fragment uit de
aantekeningen van Edmond de Goncourt)
NB. JCdH: Twee dozen
sanguinekrijt, grafietstiften enz. van miniatuurschilder Vennevault
waren een jaar na zijn overlijden in 1776 te koop op een postume
inboedel veiling met
wel 169 nummers in zijn huis aan de
rue Saint-Thomas-du-Louvre in Parijs. Watteau kan deze dozen niet
gekocht hebben, want die overleed al in 1721.
De opmerking over
sanguine uit Engeland is m.i. een verkeerde
interpretatie van een tekst bij Roger de Piles. (Oeuvres diverses de M.
de Piles. Tome Troisième. pp. 40):
................. Outre la fanguine, on
fe fert auffi de pierre noire , appellée
crayon noir, & de mine de plomb, dont
la meilleure vient d'Angleterre.
Zou Watteau gewerkt hebben met krijt als hierboven is
afgebeeld? Krijtstiften uit Theley in het Saarland (Duitsland) in
plaats van uit Engeland? Wisten de gebr. Concourt niet van het
bestaan van Rötel uit Theley als hoogwaardig tekenkrijt? Al eeuwen was er export
van "Rötelstein" uit o.a. Theley naar Frankrijk en
Nederland. Zou er in 1721 een probleem met de export zijn geweest
naar Frankrijk ivm. de 21 jarige oorlog (1700-1721)?
Misschien was het rond 1881-1882 ook niet verstandig , gezien
de Frans-Duitse oorlog, die 10 jaar daarvoor plaats had gevonden, krijt
uit Duitsland als superieur te vermelden. De
taalkundige overeenkomst tussen "Pierre
Sanguine" en "Rötelstein"
is vast geen toeval.
In het begin van de 18e eeuw werd er wel pastelkrijt
gemaakt in alle kleuren van de regenboog maar bestond er nog geen
machinaal vervaardigd Sanguine-kunstkrijt zoals Conté dat later,
aan het eind van de
18e eeuw, op de markt heeft gebracht.
Bij rode bolus heeft men het niet over een steen maar
eerder over poeder of klei. Rode bolus en hardheid is meestal ook geen
factor van belang. Wel speelt de kleur van rode bolus een belangrijke
rol als ondergrondkleur voor bladgoud.
Tekst van brief (1721) van Watteau aan
M.
de Julienne waarin naar sanguinekrijt wordt verwezen:
A
MONSIEUR DE JULIENNE, DE
LA PART DE WATTEAU, PAR EXPRÈS.
De Paris, le 3 de mai.
«Monsieur!
«Je vous fais le retour du grand tome premier de
l'Écrit de Leonardo de Vincy, et en mesmes temps je vous en fais
agréer mes sincères remerciemens. Quand aux lettres en
manuscrit de P. Rubens, je les garderai encore devers moi, si cela ne
vous est pas trop désagréable en ce que je ne les ai pas
encore achevées! Cette douleur au côté gauche de la
tête ne m'a pas laissé someiller depuis mardi, et Mariotti
veut me faire prendre une purge dès demain au jour, il dit que
la grande chaleur qu'il fait l'aidera à souhait. Vous me rendrez
satisfait au-delà de mon souhait, si vous me rendez visite d'ici
à dimanche ; je vous montrerai quelques bagatelles comme les
païsages de Nogent que vous estimés assez par cette raison
que j'en fis les pensées en présence de madame de
Julienne à qui je baise les mains très respectueusement.
«Je ne fais pas ce que
je veux, en ce que la pierre grise et la pierre de sanguine sont fort
dures en ce moment, je n'en puis avoir d'autres. (Nederlandse
vertaling JdH: Wat ik wil lukt niet, omdat de grijze steen
én de sanguine steennogal nogal hard zijn op dit moment, het is
niet
mogelijk andere te verkrijgen.)
«A. WATTEAU.»
JdH: Sinds
kort (okt. 2020) meen ik dat "Pierre Grise" GEEN grafiet, grijs krijt,
Pietra Nera (Zacht Grijs krijt uit Piemonte) of een zacht soort
donkergrijs schaliekrijt (Ampeliet) is maar een wetsteen of slijpsteen
om scherpe punten aan (natuur)krijtstiften te maken. Of dat met een
scherp mes of via slijpen aan de steen zelf dient te gebeuren is nog
niet helemaal duidelijk.
De hiernavolgende tekst
heeft o.a. op bovenstaande brief betrekking:
"Watteau, ou: les
dessins peints"
Extrait de : E. et J.
de
Goncourt,
L'Art du XVIIIe
siècle,
Charpentier, 1881-1882, t. III; notules d'Edmond de
Goncourt, p.
67.
Quel
dessinateur, en effet, a mis en des dessins rapides et de premier coup
le je ne sais quoi indicible, qu'y met Watteau ? Qui a sa grâce
de crayonnage piquante ? qui a la science spirituelle d'un profil
perdu, d'un bout de nez, d'une main ? Les mains de Watteau! tout le
monde les connaît, ces mains tactiles, si bellement
allongées, si coquettement contournées autour d'un manche
d'éventail ou de mandoline, et dont le crayon du Maître
traduit amoureusement la vie nerveuse : - des mains, dirait Henri
Heine, qui ont quelque chose d'intellectuel.
Un coup de crayon, disons-le
hautement, qui n'appartient qu'à Watteau, à Watteau seul,
un coup de crayon dont l'esprit n'a pas besoin de signature! Voyez, sur
toutes ces têtes d'hommes et de femmes, l'espèce de
piétinement qu'y fait ce crayon, revenant sur l'estompage, avec
des sabrures, des petits traits géminés, des
accentuations épointées, des tailles rondissantes dans le
sens d'un muscle, des riens et des bonheurs d'art qui sont tout, - un
tas enfin de petits travaux de verve et d'inspiration trouvés
devant le modèle, animant le dessin de mille détails de
nature, vivifiant presque la teinte plate du plat papier, du relief et
de l'épaisseur d'une touche. Et ces coiffures de femmes,
charbonnées à plat, avec le gros bout d'une pierre noire,
dont le large égrenage rend le laineux et le frisotant d'une
chevelure. Et ces robes galantes, ces négligés aux plis
cassés, à la rocaille tantôt précieusement
détaillée avec la pointe de la plus aiguë mine de
plomb, tantôt superbement indiquée dans la carrure d'un
trait large, comme un trait fusiné. Et toujours ce beau contour
sinueux, courant, serpentant, ondulant, où s'écrase, aux
ressauts de la forme, une grasse sanguine. Car la sanguine est le
procédé de prédilection de Watteau ; il ne l'aime
pas seulement parce que, grâce à elle, «il obtient
des contre-épreuves qui lui donnent pour ses tableaux les deux
côtés de ses personnages», il l'aime, le
Vénitien français, pour sa tonalité, pour sa
chaleur : il a même une sanguine qui semble lui appartenir en
propre, une sanguine d'un ton de pourpre, qui se distingue de la
sanguine brunâtre de tous, et qui prend sa couleur charmante et
son incarnat de vie de l'habileté des oppositions du gris et du
noir. Sanguine, du reste, que je croirais cette sanguine d'Angleterre,
dont les manuels technologiques vantent la supériorité,
et dont une boîte se vendait comme une rareté, à la
vente du peintre Venevault. Et peut-être Watteau en manquait-il ?
quand, mentionnant dans sa lettre à M. de Julienne la
dureté de sa pierre de sanguine et l'impossibilité de
s'en procurer d'autre, il se plaignait de ne pouvoir en faire ce qu'il
voulait dans ses pensées : ces pensées, qui semblent, en
les dernières années de la vie du peintre, l'unique
Œuvre
de ses matinées, - des bonnes heures de sa vie malade).
Des merveilles que les
sanguines de Watteau, mais des merveilles moins charmeresses que ses
dessins aux trois
crayons, ces dessins qu'on peut dire peints. J'ai
là, sous les yeux, une étude de bras et de main,
où les tons et les transparences de l'épiderme, - c'est
à ne pas y croire, - sont rendus avec la fonte au pouce d'un peu
de sanguine, d'un peu de plombagine.
Dessins peints : c'est le
mot. Watteau fait sur une figure, avec des entre-croisements de
hachures noires et de hachures rouges, les passages de ton d'une face
humaine. Watteau fait, avec du blanc mourant dans le crayon rouge d'un
tournant de pommette, de la vraie chair lumineuse. Qu'on
s'arrête, au Louvre, devant le n° 1326, le dessin provenant
de la vente d'Ymecourt et qu'on regarde ces têtes de femmes en
toque, crayonnées avec de la
sanguine, de la pierre d'Italie, de
la craie, sur le jaunissement d'un vieux papier teinté,
baptisé papier chamois dans les catalogues de vente ; on
sera
étonné de voir ces têtes colorées de la
lumière ambrée, que Rubens trouve sur une toile avec sa
palette."
Titelpagina van boek uit 1699
TRAITE'
sur la PEINTURE pour en
apprendre la téorie & se perfectionner dans la pratique, par
Me. Bernard Dupuy Du Grez A TOULOUSE, Chez la VEUVE
de J. Pech & A. Pech Imprimeurs du
College de la Compagnie de JESUS, à l'Enfeigne du Nom de
JESUS, M. DC.
X C I X.
Op 26 oktober 2012
kwam ik op internet bij
http://gallica.bnf.fr/
een digitale uitgave van een boek tegen uit 1699 waarin een vermelding
stond
van het rode krijt dat tekenaars toen het beste konden gebruiken.
Tevens
werd aangegeven hoe men dit soort krijtstiften zelf kon zagen uit een
roodkrijt steen (pierre sanguine).
.
Nederlandse vertaling van een
fragment
van bijgaande pagina 172
172 Verhandeling over de
Schilderkunst zijn van verschillende Contouren, Verhogingen, &
Diepsels, die bij elke houding veranderen.
Advies aan hen die
beginnen te tekenen
Degenen die beginnen te tekenen,
kunnen het beste een rode steen
gebruiken, die uit Duitsland komt, als ik me niet vergis: Men
noemt deze Sanguine, & ze zijn te koop bij de kruideniers. Kies de
roodste steen, & een die niet te hard is: Gebruik om stukken van
deze [steen] af te halen een platte vijl of een
ijzerzaag, waarvan Slotenmakers zich bedienen en waarvan de tanden van
tijd tot tijd worden vernieuwd, doe het met weinig Druk, al wiegende
een beetje
van de ene naar de andere kant. Eerst verdeelt men de stukken
in kleine plakken die men nogmaals opdeelt in kleine
carre's: Uiteindelijk maakt men ze rond met een mes of vijl &
voorziet men ze van een punt voor het gebruik.
In
bovenstaande tekst uit
1699 wordt gerefereerd aan Duitsland als de plaats van herkomst van de
rode steen. De benaming "Pierre Rouge/ Sanguine" wordt gebruikt voor
wat in Duitsland "Rötelstein" heet.. Watteau heeft deze
informatie waarschijnlijk ook vernomen of zelfs gelezen. Al voor zijn
komst in Parijs in 1702 wisten kunstenaars waar de "Pierre Sanguine"
vandaan kwam. De verkoop van
dit krijt bij levensmiddelenzaken in Frankrijk doet
veronderstellen dat het
gebruik vrij algemeen was en de herkomst ook bekend was. Ook Vasari
verwijst in 1568 al naar de bergen in Duitsland als plaats van herkomst
van het beste rode
tekenkrijt
Begin 2006 vond
ik op internet in
een artikel van Alexandra Zvereva over portettekeningen van
François Clouet in de collectie van het Musée
Condé te Chantilly, de volgende informatie over historische
dragers en materialen/ gereedschappen bij het tekenen met krijt:
"L’artiste fabriquait lui-même ses crayons en
mélangeant
les couleurs réduites en poudre à de la terre glaise, le
tout lié par une sorte de colle. En 1583 le professeur de Lyon
Pierre Grégoire (écrivait) : « […] peintres font
ses crayons de couleur en forme de cylindre, en les modelant sur une
dalle de marbre et les mélangeant à de l’huile de foie de
morue ou de gomme arabique ou du jus de figue ou du petit-lait. Alors
les uns deviennent mous et les autres deviennent durs et griffent le
papier ». Pour dessiner le peintre mettait les crayons dans un
« matitatoio », un tire-ligne de métal".
"De
kunstenaar maakte zijn eigen stiften door
kleurpoeder met klei te mengen, het geheel gebonden door een soort
lijm. In 1583 schreef Pierre Grégoire (1540-1617), leraar te
Lyon: " « […] schilders vervaardigen kleurstiften in de vorm van
een cylinder, door ze te modelleren op een marmerplaat onder toevoeging
van olie van de kabeljauwlever of arabische gom of vijgenmelk of wei
(JdH: bijprodukt bij
kaasbereiding). Daardoor worden ze de ene keer net te zacht en de
andere keer net te hard en krassen in het papier ». Om te tekenen
bevestigde de schilder de stiften in een « vulpotlood »,
een trekpen van metaal (JdH: vgl. krijthouder)". (Vertalingen:
Jaap den Hollander)
In
februari 2012 trof ik in het boek "A study of Richard Symonds. His
Italian Notebooks and their Relevance to Seventeenth-Century Painting
Techniques" van Mary Beal (uitgave Garland Publishing, Inc. New York
& London 1984), op blz. 191 en 192 de volgende tekst over Rood
Krijt aan:
Tekst van Mary Beal:
"It is more
probable however that he meant black chalk, because in another passage he
used the term "red lead" to mean red chalk.(20) The oldest drawing
material was charcoal, frequently employed for cartoons to produce
broad, clear lines on a large scale, quickly. Towards
the end of the fifteenth century however, some artists used black
chalk instead of charcoal for large studies, and by the
beginning of the sixteenth century this material was in general
use.(21) Black chalk was an earthy substance rich in
manganesa, deposits of which were found in Tuscany according to
Cennini (22) and in the hills of France according to Vasari.(23)
Like charcoal, black chalk was easily rubbed out, as Borghini
remarked, and for this reason it proved suitable for early
compositional studies.(24) Like black chalk, red
chalk gained in popularity only from the end of the fifteenth
century. Meder considered Leonardo to be one of the earliest
users of red chalk for drawing,(25) but by the middle of the
sixteenth century it had become a familiar medium. Vasari described
it as a red stone that could be sawn easily.(23) He added that
it was mined in the mountains of Germany, but there were
also deposits in other European countries. (26) Armenini
stressed the importance of choosing red chalk which could be cut to a
point without difficulty. This meant avoiding variaties which
were too hard, too soft, or full of holes ("spugnosa"), which
could crumble under pressure on the paper.(12) Symonds
himself noted that Canini chose pieces of red chalk which "he had
by him 3 yeares & ware grown hard".(27) This was probably because
of a clay content of the chalk slowly drying out. Being less
friable than charcoal, red chalk was popular for all detailed
work, especially nude studies, as Armenini remarked.(12)
Michelangelo's stippled drawings are brilliant examples of the
high degree of finish possible in this medium.(28) Symonds may
have had such work in mind when he commented that: "All the old masters, usd (red chalk) as
most neat
& hardest ... Rafael Dan. de Volterra, M.
Angelo, of them
all, desseynes are seen in Lapia Rosso solo on white papar. Tis
difficult, & most polite (meaning polished or highly
finished)."(29) By the
word "difficult" in this passage, Symonds may have been
referring to the tendency of red chalk to smudge
easily."
Vertaald in het Nederlands:
"Het is echter
waarschijnlijker dat hij zwart krijt bedoelde, omdat hij in een andere passage
de term "rood lood" in de betekenis van rood krijt gebruikte. (20) Het oudste tekenmateriaal
was houtskool, vaak toegepast voor de cartons om snel
brede, heldere lijnen te produceren opgroot formaat. Tegen het
einde van de vijftiende eeuw echter gebruikten sommige
kunstenaars zwart krijt in plaats van houtskool voor grote studies, en aan
het begin van de zestiende eeuw was dit materiaal algemeen in
gebruik. (21) Zwart krijt was een aardachtige stof, rijk aan
mangaan, waar afzettingen van werden gevonden in Toscane volgens Cennini
(22) en in de heuvels van Frankrijk volgens Vasari. (23) Net
als houtskool, was zwart krijt gemakkelijk uit te wrijven, zoals
Borghini opmerkte, en om die reden bleek het voor vroege compositie
studies geschikt te zijn(24). Net zoals zwart krijt, won
rood krijt pas aan populariteit vanaf het einde van de
vijftiende eeuw. Meder beschouwde Leonardo als een van de vroegste
gebruikers van rood krijt om te tekenen (25) maar rond het midden van
de zestiende eeuw was het een bekend medium. Vasari beschreef
het als een rode steen die gemakkelijk kon worden gezaagd. (23) Hij
voegde eraan toe dat het werd gedolven in de
bergen van Duitsland, maar
er waren
ook vindplaatsen in andere Europese landen. (26) Armenini benadrukte
het belang van het kiezen van rood krijt dat zou kunnen worden
aangepunt zonder problemen. Dit betekent het vermijden van soorten,
die te hard of te zacht waren, of
vol gaten ("spugnosa")
zaten,
die onder druk konden afbrokkelen op het papier. (12) Symonds zelf
merkte op dat Canini stukken rood krijt koos, die "hij 3 jaren in bezit
had & die hard waren geworden". (27) Dit was waarschijnlijk
door het kleigehalte van het krijt dat langzaam uitdroogde. Omdat het
minder brokkelig dan houtskool was, was rood
krijt populair voor
al het
gedetailleerde werk, vooral naaktstudies, zoals Armenini opmerkte. (12)
Michelangelo's gestippelde tekeningen zijn brilliante voorbeelden van
de hoge mate van afwerking die in dit medium mogelijk is. (28)
Symonds kan aan dit soort werk hebben gedacht toen hij opmerkte: "Alle oude meesters, gebruikten (rood
krijt) als het meest
knappe en moeilijkste ...
Rafael Dan. de Volterra, M. Angelo, van hen
allen, zijn tekeningen te zien in enkel rood krijt op wit papier. Dat is
moeilijk, en heel verfijnd (in de zin van gedétailleerd of ver
uitgewerkt)." (29) Het
is
mogelijk dat Symonds via het
woord 'moeilijk' in deze passage,
heeft willen verwijzen naar
de neiging van roodkrijt om
gemakkelijk te vlekken. "
Opvallend
is dat in de 16e eeuw Vasari de vindplaats voor het rode krijt, dat in
Italië in die tijd en ook later wordt gebruikt, in Duitsland
localiseert. Theley ligt in een bergachtig gebied: het
Saarland. Het
rode krijt kan daar dus zeker vandaan komen. Mary Beal verwijst
ook naar de neiging van rood krijt om gemakkelijk te
vlekken. Ook die eigenschap past bij het rode natuurkrijt of de
Rötel uit Theley.
Richard Symonds kan met zijn verwijzing
"Tis difficult, & most polite(meaning
polished
or highly finished)." ook bedoeld hebben dat het tekenen
met rood krijt van "amateurs" - zoals hij - veel vakmanschap
vraagt. Houtskool en in mindere mate zwart krijt laten nog enkele
correcties toe. Correcties zijn bij rood krijt nauwelijks mogelijk.
Daniele Ricciarelli (c. 1509 – 4 april 1566), beter bekend als Daniele
da Volterra, was een Italiaanse manieristische schilder en beeldhouwer.
In de noten bij bovenstaande tekst
verwijst Mary Beal naar:
12. Armenini
Bk I ch VII p69.
20. MS Eggerton 1636 f152
21. Meder
p. 111
22. Cennini
p27
23. Vasari/ Maclehose p213
24. Borghini p139
25. Meder
p122- p124
26. Watrous
p94
(JCdH: The Craft
of Old-Master Drawings, by James Watrous : matita
rosa, appiso, red-oaker, crayon
rouge, and sanguine)
27. MS Eggerton 1636 f151
28. eg. Michelangelo's
"Archers". cf Popham & Wilde, cat. no 456 fig. 102.
Windsor drawing no 1442.
29. MS Eggerton 1636 f155
"SKETCHES,
DRAWINGS, AND CARTOONS
213 Drawings
are made in various
materials, that is, either with red
chalk, which is a stone coming from the mountains of Germany, soft
enough to' be easily sawn and reduced to a fine point suitable for marking on leaves of
paper in any way you wish; or with black chalk that comes from
the hills of France, which is of the same nature as the
red. Other drawings in light and shade are executed on tinted paper
which gives a middle shade; the pen marks the outlines, that is,
the contour or profile, and afterwards half-tone or shadow is given
with ink mixed with a little
water which produces
a delicate tint : further, with a fine brush dipped in white lead mixed
with gum, the high lights are added. This method is very pictorial, and
best shows the scheme
of colouring. Many work with
the pen alone, leaving the paper for the lights, which is difficult but
in effect most masterly; and innumerable other methods are practised in
drawing, of which it is not
needful to
make mention, because all represent the same thing, that is drawing. " JCdH:
Opvallend is dat Vasari drie aspecten noemt van rood
krijt: afkomstig uit de bergen in Duitsland, zacht genoeg om
gemakkelijk in stiften te zagen en gemakkelijk van een fijne of scherpe
punt te voorzien. Rötel uit Theley is afkomstig uit het Saarland,
een bergachtig
gebied in Duitsland, de brokken zijn gemakkelijk te zagen in stiften en
ze zijn gemakkelijk, met behulp van een rasp, van een scherpe punt te
voorzien.
1723
Antoine
Watteau heeft zijn krijtstiften, sinds zijn komst in het 18e eeuwse
Parijs, waarschijnlijk
ook op de Pont
Neuf gekocht....
Onderstaande tekst komt voor in
de
Dictionnaire universel de commerce van Jacques Savary des Bruslons,
Philémon-Louis Savary, Parijs, 1723 Volume
I (blz 1600 en 1601) - Volume
II
KRIJT. 'Marchands de
crayons', noemt men de kleine Handelaren die in
Parijs bij
de borstweringen van de
Pont Neuf te zien zijn. Zij kopen (wit) krijt, (roodbruin) sanguine
(krijt), zwart krijt en
grafiet (in ruwe vorm) 'en gros' in bij kruideniers (JCdH: incl.
drogisten en apothekers) en
zij verkopen dat, na het
te hebben gezaagd, gepolijst (geschaafd) en aangepunt, per stuk door aan Schilders en
Tekenaars,
Zij vervaardigen en
stellen ook de verschillende krijtstiften
samen, die gebruikt worden om pastelschilderingen te maken,
krijtstiften die slechts bestaan uit een pasta van
verschillende kleisoorten of kleurstoffen in poedervorm met wat
gomwater. Zie PASTEL. Deze kleine
Handelaren
verkopen eveneens Krijt-Houders
van koper, passers van hetzelfde metaal, schelpen om kleuren voor het
miniatuur - schilderen in te verdunnen, penselen en enkele andere
kleine
instrumenten die geschikt zijn voor jonge leerlingen die beginnen te
tekenen.
CRAYON. Men noemt ook de kleine
kokers, of pijpjes hout die
zeven
tot acht duim lang
en hol
van binnen zijn en gevuld zijn met grafietstift, 'Potloden', De
beste komen uit Engeland vanwege de goede kwaliteit van het grafiet dat
uit dat land komt. Die uit Parijs zijn minder goed; de handelaren van Potloden verkopen
beide soorten.
KRIJTHOUDER (of PORTE -CRAYON).
Klein
instrument dat, als
men het wil gebruiken, dient om een (stuk) Krijt bij
een uiteinde vast te
houden. Er zijn er van zilver, koper en van
hoorn; sommige met een klemring, andere zonder. Zie PORTE-CRAYON. CRAYON. Zo worden tekeningen en
portretten genoemd
die met Krijt zijn gemaakt.
CRAYONNER. Een tekening
overtrekken of maken met Krijt. Zie PEINTRE &
PEINTURE.
Vertaling: Jaap den Hollander
N.B.
De Pont
Neuf was in het begin van de 18e eeuw de dichtstbijzijnde brug bij
de Académie
(Royal) de Peinture et Sculpture (ingang tegenwoordig Rue Bonaparte
nr. 14). Het is dus te verwachten dat, gezien de nabijheid van de
opleiding, daar "marchands de crayons" aanwezig waren. Een andere reden
is dat de Pont Neuf toen en nu in het centrum van Parijs ligt en het
Ile de la Cité met de Seine-oevers verbindt. Jonge
leerlingen kunnen in 1783 gerelateerd zijn aan de teken- en
schildersopleiding op de ‘Académie Royale de Peinture et de
Sculpture'. (JCdH)
Reacties
en aanvullingen op bovenstaande onderzoeksresultaten of tips
voor verder onderzoek zijn van harte welkom. Stuur een e-mailberichtje
naar:
Contains
/ containing: red chalk, rood krijttekening, krijttekening, Sanguina,
Sanguinas, Sketches, Sketched,
Schémas, Croquis, Zeichnungen, Skizzen, dessin, dessiner,
Tekening, Schets, Sanguina sobre papel, rood krijt, sanguine chalk,
Bergrot, Eisenrot, Rotocker, Rotstein, Rubrica, red chalk drawing, red
drawing chalk, crayonnées avec de la sanguine, le crayon rouge,
terre rouge,
de la pierre d'Italie, sanguine d'Angleterre, la pierre de sanguine,
craie rouge, lapis rosso, rode bolus, red bole, terra di Pozzuoli,
disegnare, disegni , sanguigna, disegno a sanguigna, sanguine
brûlée (reddish-brown chalk), tiza roja, red chalk, gis
rojo, sanguine pencil, pierre sanguine, sanguinekrijt, sanguine chalk,
sanguine crayon, crayon sanguine, chalk crayon, red crayon, red clay,
red chalk sticks, red chalk drawings, sanguine drawings, Red Bole, Bolo
Rosso, Terre Bolari, Bolo Color Brunus, Terra Sigillata, Bolo di
Boemia, Terra di Lemnos, Bolo Orientale, Argilla Ocrosa, Bolo Armeno,
Bolo Armeniacos, Gilders Clay (red bole), lápiz rojo,
roodkrijttekening, crayon sanguine ;