homepage
portfolio
rood natuurkrijt/ red chalk
curriculum
kalligrafie/ calligraphy
Prenten_Prints/ Prenten_Prints
bibliotheek/ library
schilderskisten/ artists paint boxes
sitemap
Translation into English of this page by Google
(If the translation into English of this page is not completed
 then go back to the Dutch page and click the translation link again.)


Zoeken binnen website

rood krijt/ red chalk
    Inleiding
    Papierpreparatie
  °Krijtstiften
    Grondstoffen
    Krijtstiften maken
    Krijtstiften slijpen
    Krijtkleuren
    Hanteringswijzen
    Corrigeren krijtlijnen
    Krijthouders
    Krijttekeningen fixeren
    Krijtstiften opbergen
    Literatuur
   Tekentechniek ca. 1700


Dit artikel incl. de afbeeldingen is auteursrechtelijk en copyright -technisch eigendom van Jaap den Hollander (Copyright© 2025).   Overname of verwijzing is alleen toegestaan na toestemming van de auteur.
e-mail: jcdh
De eerste versie van dit artikel verscheen in augustus 2004.
De verschillende pagina-onderdelen worden visueel onderbroken door fleurons.

Laatst bijgewerkt: 29 januari 2025
logo
Tekenen met Rood Natuurkrijt
(rötelstein, pierre sanguine, red chalk, schisteus rood natuurkrijt)

Krijtstiften: soorten en verschijningsvormen

dessiner à trois crayons: blanc - sanguine - noir
Uitklapdoosje met div. krijtstiften, kneedgum, slijpvijltje, bronzen houders met div. kleuren krijt, boekje uit de tijd van Watteau (1703)  en div. krijttekeningen.  Het auteursportret (Jean de la Bruyère) tegenover de titelpagina in het boekje is typerend voor de haardracht en kleding aan het begin van de 18e eeuw. Het portret van Jean de la Bruyère doet denken aan het pastelportret van Antoine Watteau gemaakt door Rosalba Carriera in 1721.

Op 17 november 2020 is een Nederlandstalige publicatie uitgekomen getiteld " Tekenen met Rood krijt in de tijd van Antoine Watteau ". In deze studie komen diverse aspecten over leven en werken van Watteau aan de orde met het accent op zijn tekentechniek. Watteau's roodkrijt-gebruik wordt aan de hand van diverse praktische en theoretische aandachtspunten onder de loep genomen. Ter gelegenheid van het feit, dat Watteau in 2021 driehonderd jaar geleden is overleden wordt uitgebreid visueel en textueel stilgestaan bij de locaties waar hij heeft geleefd en gewerkt. Vooral de plaats waar hij de laatste maanden van zijn leven heeft doorgebracht wordt onder een vergrootglas gelegd. De digitale versie van deze studie is in PDF-formaat beschikbaar via Google Books. Mocht u een volledig activeerbare digitale PDF-versie (9,85 Mb) willen ontvangen neem dan contact op per email met de auteur (zie mailadres linksboven op deze pagina).


 
Natuurlijke gele oker, gebrand en ongebrand /natural yellow ochre: burnt and natural   gerolde krijtstiften  

trois couleurs a.

stiften van hard rötelkrijt

Diverse krijtstiften:  gezaagde  en geslepen natuurkrijtstiften, gerolde krijtstiften van rode klei en geperste kunstkrijtstiften.  De twee krijtstiften rechts zijn natuurkrijtstiften van rötelkrijt uit Theley. Een goede stift geeft z'n  krijtpoeder af zonder krassen in het papier en zonder losse poederresten op het papier achter te laten.
De verschillende krijtkleuren worden toegepast bij de à trois crayons - techniek.

Scherp geslepen natuurkrijtstiften werden vroeger ook wel 'pennen' genoemd.  (inventarislijst uit 1704 van notaris Melchior te Haarlem van goederen in het huis van Cornelis Dusart: nr. 258.  Italiaans krijt aan pennen een doos en
nr. 260.  Swart krijt pennen in een bakje)
N.B. Italiaans krijt is in 1704 zwart natuurkrijt.


Misschien is er echter in 1704 eveneens sprake van
stiften of pennen bestaande uit  'pencil ore hematite'.  Deze stiften zien er aan de buitenkant vaak donkergrijs tot zwart uit maar tekenen op een geprepareerde ondergrond als rood krijt.

fleuron7

Lange tijd lieten de ragdunne lijnen en arceringen met rood krijt (rode bolus? red chalk?), zoals die op oude tekeningen te zien zijn, mij niet los. Oude meesters hadden of engelengeduld of werkten met ander materiaal/ gereedschap of pasten technieken toe die we niet meer kennen. Misschien hadden ze ook wel gewoon een hele reeks scherp aangepunte krijtstiften klaar liggen voor direkt gebruik. Een tekstfragment van Goeree uit 1670 over tekenaars in Parijs lijkt de werkwijze - waarbij uit een groot aantal scherp gepunte en identiek gekleurde krijtstiften kan worden geput - te bevestigen. Of dit ook geldt voor de periode voor 1670 is mij niet bekend.  Sinds medio januari 2011 heb ik echter het antwoord op die vraag.

EUREKA!
Roodbruin Natuurkrijt in diverse kleurnuances en verschillende hardheden bestaat echt!
Ook in onze tijd bestaat er nog steeds een "zacht" roodbruin mineraal waarmee op papier getekend kan worden: Rötelstein. Uit dat zachte mineraal kunnen krijtstiften worden gezaagd. Die krijtstiften kunnen worden gebruikt als tekenmateriaal dat, naarmate het harder is, traag slijt en nauwelijks losse poederresten achterlaat. Er kunnen dikke en dunne lijnen mee worden neergezet. Er kan, afhankelijk van de hardheid van een stift, op groot of klein formaat papier worden gewerkt.

stuk rötel uit Theley
De bij uitstek deskundige:  Werner Peter (die zelf in het Saarland "Rötelsteinen" heeft gedolven en de stenen uitstekend kan selecteren op kwaliteit) heeft me er kennis mee laten maken! Ik ben hem zeer dankbaar voor de stenen die hij mij heeft toegestuurd. 

Rötelstein geeft snel z'n kleur af aan je handen. Het pigmentpoeder in het krijt  is zeer fijn van korrel. Stifthouders werden vroeger dus waarschijnlijk vooral  gebruikt om schone handen te houden. Ze waren ook handig om een bepaalde motoriek toe te passen tijdens het tekenen en met stifthouders kun je ook de laatste restjes krijt opmaken. Het benutten van reststukjes is van belang omdat natuurkrijt in veel meer nuances voorkomt dan kunstkrijt. En een precies overeenkomende kleur is bij een andere steen soms niet voorhanden. Per steen is er in principe altijd sprake van één constante krijtkleur. Toch komt het voor dat stiften die afkomstig zijn uit de buitenzijde van een steen verschillen in kleur met de binnenste delen. Stenen zijn er in allerlei maten en vormen en wegen gemiddeld anderhalf ons. Kenmerkend is het amorfe uiterlijk van de steen. De meeste rötelstenen zijn hooguit een vuist groot, soms bolvormig maar ook plat of rechthoekig. Soms ontstaat we wel eens een breukvlak tussen twee delen van een steen. Dat toont aan dat Rötelstenen een soort leisteen-achtige structuur bezitten en dat er dus een bepaalde looprichting in de stenen kan zitten, die mede de zaagrichting bepaalt bij het uitzagen van krijtstiften. Om lange stiften te krijgen wordt er vaak in de lengterichting met zagen begonnen.

Mogelijk dat de herkomst van de rötelsteen gezocht moet worden in de hoek van de "lapilli" die vrijkomen in vulkanisch gebied. Het kunnen ook in geisers opborrelende verdichte hete modderklonten zijn met een hoge concentratie ijzer-/hematietpoeder. Het Saarland, als de vindplaats van rötelstenen, ligt direkt tegen de Eifel. Rötelstenen werden omringd door klei en aarde van oudsher als stenen in  trechtervormige kuilen (pingen) gevonden op enkele meters onder het grondoppervlak.  De herkomst van de die kuilen en de stenen is zeer waarschijnlijk vulkanisch. 

fleuron6


In een artikel getiteld "Geologische Beschreibung des Rötels und seine Verwendung im St. Wendeler Land"  van Leo Gottesleben, in het Heimatbuch des Kreises St. Wendel 1951-1952 komt op de blz. 26 t/m 32 een aantal kenmerken voor van Rötel. 
Op pagina 27 van bovengenoemd artikel komen twee getekende situatiekaartjes voor met de lokatie resp. de bodemdoorsnede waar Rötel is te vinden in het gebied rond St. Wendel. Het  volgende tekstfragment heeft daar betrekking op: ".....Im rotliegenden des nördlichen Saargebietes treffen wir auf den Rötel, der in sogenannten Nestern, kugelig, teils nierenförmig, meist auf der Nord-ostseite der Berghänge voorkommt."  Op blz. 28 staat:  "... Der feinerdige Rötel wurde zu Rötelstiften verarbeitet. ....."  en  "....Auch wurde innerhalb des engeren Heimatgebietes schon in frühester Zeit die rote Kreide (es waren Stücke von etwa 15 cm. Länge und 3 mal 3 cm. Dicke) zum Kauf angeboten oder im Tauschhandel abgegeben für oben erwähnte Verwendungszwecke...."  (De eerder vermelde toepassingen waren o.a. :  schrijf- en tekenmateriaal op hout, op schapen en varkens, op zakken enz. Met water vermengd werd rötelpoeder door timmerlieden gebruikt om koorden in te dopen om rechte lijnen op balken aan te geven. Verder werd rötelpoeder gebruikt als olieverfgrondstof voor gebruik op schepen en op houtwerk van huizen en als tegelglazuur.) Ook komt in dit artikel  ter sprake dat rötel zwavel bevat. Rötelmarskramers, kleine boeren die zelf de rötelstenen opgroeven en bewerkten, brachten het krijt gedurende het voorjaar en de zomer, tot begin sepember in heel Europa aan de man. De reis van deze "rötelkrämer" ging zowel naar Frankrijk (Parijs - was in 1870 nog een belangrijke afzetplaats - , tot aan de Atlantisch oceaan, de Middellandse zee en de Pyreneën), als ook naar Italië (Milaan) en binnen Duitsland naar het Rijnland en Oost-Pruisen. (Einde fragmenten uit artikel van Leo Gottesleben).

rötelkrijt merkstift
Stuk van merkstift, gezaagd uit rötelkrijt (volledige formaat in het verleden 15x3x3 cm.)

Wat betreft de afmetingen van roodkrijtstiften: 15 cm. is een forse lengte. Die maat roodkrijtstift zal vooral als merkstift door boeren zijn gebruikt. Ter vergelijking: krijtstiften van Conté om mee te tekenen doort kunstenaars zijn 6,5 x 0,6 x 0,6 cm. Mogelijk is de verwerking tot dunnere stiften pas elders, op de lokaties waar kunstenaars het rötelkrijt afnamen, uitgevoerd. Het is niet voor niets dat rötelstiften tussen september en het begin van het voorjaar werden en worden gezaagd. De temperatuur is dan gunstig om de rötelsteen of knol te zagen tot stiften. De fijne kleideeltjes in de rötel dringen veel minder snel dan bij warm weer, als de poriën open staan, in de huid en het vrijkomende poeder dwarrelt minder op in de lucht.

Tijdens het zagen van rötelstenen vallen ze soms uit elkaar. De vrijkomende - vaak sterk gebogen  breukvlakken - zijn meestal donkergrijs/ violet van kleur. Die kleur verwijst naar bepaalde kleideeltjes. Sommige stenen zijn zanderig van structuur, nauwelijks zaagbaar en ongeschikt voor gebruik als krijt op papier. Andere stenen zijn zacht van structuur en fijn van korrel en kunnen met veel geduld en aandacht met een trekzaag worden gezaagd in modelleerbare krijtstiften. Om ongezaagde rötelstenen te selecteren op kwaliteit is het handig een stukje uit het oppervlak te scheppen/schrapen met een holle metalen buis onder een schuine hoek. Als het schrapen gemakkelijk gaat, er een redelijke hoeveelheid poeder vrijkomt en de actie geen hard schurend geluid geeft is de steen meestal bruikbaar. Ook het aantikken met een metalen staaf en de klank die dan te horen is kan een indikatie zijn bij het opsporen van breukvlakken. Om te weten of een rötelsteen als tekenkrijt kan worden gebruikt dient men een proefstift van een centimeter of drie tot zes af te zagen. Als deze stift zonder veel druk op papier een dunne lijn oplevert is het materiaal geschikt. Het is af te raden om rötelstenen over een ruwe muur te halen om ze te testen op hun bruikbaarheid als tekenkrijt op papier. De wrijvingsweerstand op een muur komt niet overeen met de gewenste wrijving van een rötelkrijt tekenstift op papier.
Een andere test om te weten of men met te zacht rötelkrijt of met klei te maken heeft is het trekken van een aantal lijnen vlak naast elkaar op papier. Als de lijnen aan de uiteinden een poederspoor achterlaten is het krijt/ de kleiklont ongeschikt als tekenkrijt.

test of krijt of zachte klei als krijtstift bruikbaar is
Krijt/ klei op de voorgrond is veel te poederig en als tekenkrijt ongeschikt.

Als een natuurkrijtstift te hard is en onregelmatige lijnen of geen lijnen op papier geeft, helpt het om het papier of perkament te voorzien van een uiterst dunne laag puimsteenpoeder. De wrijvingsweerstand wordt daarmee verbeterd. Zie voor meer informatie het hoofdstuk over o.a. papierpreparatie. Gebruik een vogelveer om het puimsteenpoeder in te vegen.


fleuron6

100 - 300 na Chr. Krijtstiften uit de Romeinse tijd gevonden in het Wareswald bij Oberthal
rötelstift

Rötelstift anno 2011 die met een rasp in een taps toelopende vorm is gemodelleerd.  De bewerking met een rasp is zichtbaar aan de evenwijdig lopende slijpsporen. Op dezelde wijze werden krijtstiften al gemodelleerd in de Romeinse tijd.
Al in de Romeinse tijd werd Rötel in de vorm van krijtstiften in het Saarland gebruikt (vgl. honderden krijtstiften die bij opgravingen in het Wareswald bij Oberthal zijn gevonden). Deze krijtstiften hebben ongeveer dezelfde door raspen verkregen geslepen vorm als de Rötelstift afgebeeld in het "Kräuter-Buch und künstliche Conterfeyungen der Bäumen, Stauden, Hecken...." van Adam Lonitzer en Peter Uffenbach uit 1630.

Het Wareswald (een opgegraven antieke marktplaats tussen Oberthal, Marpingen en Tholey) bestond al in de Romeinse tijd. De antieke Rötelstiften waren, afgeknot, ongeveer vijf centimeter lang en hadden een diameter van ongeveer 1 cm. Zij dienden als schrijf- en markeringsstiften. Via de Wareswald-markt werden de krijtstiften in de omgeving verspreid. (zie bijdrage van Eric Glansdorp - Römerzeitliche Rötelverarbeitung im mittleren Saarland - in het boek (2011) van Johannes Schmitt "Graben nach dem Rot der Erde", blz 25 t/m 28). Of er in de Romeinse tijd al sprake was van export in Europa, zoals die vele eeuwen later plaats vond, dient nog onderzocht te worden.

fleuron6

1486
Rötelmarskramer1486 
Houtsnede van een Rötelmarskramer.
Duidelijk zichtbaar in de ronde mand of schaal zijn de puntig uitlopende stiften.  De stiften werden gezaagd uit rötelstenen door boeren, die met concessies (rond Theley en Sankt Wendel), op hun eigen land rötelstenen opgroeven.  De stenen werden van het voorjaar tot het najaar over heel Europa gedistribueerd door handelaren en marskramers die de rötelstenen opkochten en ten dele verwerkten tot stiften. Dat verwerken tot stiften is een  moeilijk proces dat veel afval en vervuiling met zich meebrengt.

Afbeelding uit:  Johann Wonnecke von Kaub, Gart der Gesundheit, Peter Schöffer, Mainz. 1486.  Rôdelstein lxxvi Cap. "Bolus armenus vel lutum armenum".  In 1485 verschijnt er ook een druk in Augsburg. Johann Wonnecke von Kaub was Stadsarts in Frankfurt. De opdracht tot het samenstellen van het boek is gegeven door Bernhard von Breidenbach, een welgestelde Domheer in Mainz. Erhard Reuwich (ook Rewich, Reuwick, Reeuwyck) uit Utrecht heeft een deel van de  illustraties vervaardigd.  De Naturalis Historia van Plinius is direkt geciteerd, indirect zijn Dioskurides (Materia Medica) en Galenos (Simplicium pharmacorum) geciteerd.

Ten onrechte wordt in hoofdstuk 76 van "Gart der Gesundheit" een illustratie van een Rötelmarskramer getoond bij een tekst over Armeense Bolus. Deze afbeelding laat zien dat er al in 1486 (huis aan huis?) verkoop was van rötelkrijtstiften voor velerlei gebruik. Huisvrouwen gebruikten de stiften in poedervorm als schuurmiddel voor o.a. tinnen borden en kannen, Bij handwerkslieden was rötel in gebruik als kleurstift (timmerlieden, bouwlieden en tekenaars), polijstmiddel, en ondergrond bij het vergulden (lijstenmakers). Daarnaast werd het gebruikt als geneesmiddel.  Of rötel gelijkgesteld kan worden aan Armeense Bolus is discutabel. In Duitsland en mogelijk in heel Europa werd in de 15e eeuw door deze rötelstiften-verkopers handel in Armeense Bolus eigenlijk bemoeilijkt door hun concurrentie. 



fleuron6


Giovanni Battista Armenini (1530-1609)
In zijn beschouwing over kunst, gepubliceerd in 1586, getiteld "De veri precetti della Pittura" ("On the True Precepts of the Art of Painting"), komt op pagina 56 het begrip "Ammatita" voor. Dat woord staat in de 16e eeuw voor tekenstift. Tegenwoordig wordt in het Italiaans het woord "matita" vooral gebruikt voor (grafiet)potlood, maar het woord wordt nog steeds gebruikt voor tekenstift. Het materiaal is dan ondergeschikt. Voor ontwerpers en tekenaars is de "Ammatita"  in de 16e eeuw, naar Armenini's mening, het ideale tekenmateriaal. Hij beschrijft de mogelijkheid om met het zachte binnenste van brood (broodkruim/ tegenwoordig kneedgum) getekende lijnen te corrigeren. In het vervolg van de tekst op blz. 56 blijkt dat Armenini "Ammatita" koppelt aan rood of zwart krijt. Hij geeft aan dat een stuk krijt, na tot een blok te zijn gemodelleerd, kan worden gesneden/gezaagd tot stiften die in een krijthouder ("la cánnella di ottone fábricata", in huidig italiaans  "porta matita") passen. Aan de stiften dient met behulp van een mes een punt te worden geslepen. Dat een stifthouder ter sprake komt betekent dat de stukjes krijt niet erg groot zijn. Door de schrijver wordt de suggestie gewekt dat elke tekenaar zijn eigen krijtstiften vervaardigt.

vignet op titelpagina boek Armenini van 1586
Vanuit zijn woonplaats Faenza reist hij veel en verzamelt kennis over artistieke ontwikkelingen in het 16e eeuwse Italië. Zijn boek(1586) sluit aan bij de manieristische schilders, rapporteert en beschrijft de artistieke voorkeuren van die tijd.
In 1888 verschijnt een geannoteerde uitgave van
"De veri precetti della Pittura" van Stefano Ticcozi.
Over Ammatita (krijtstift/ potlood) gaan de volgende passages:



Dei veri precetti della pittura di Gio. Batista Armenino da Faenza libri tre
Armenini

LIBRO PRIMO. 55/56   uitgave 1587:  
xx


Omzetting in Italiaans van fragment oude tekst:
"Ora venendo all’ultimo, il qual' è quello che si fà con l’Ammatita; il quale sicome è il più perfetto modo, cosi è ancora il piu agevole nell' usarsi, percioche, se ciò, che si fà sul disegno, non riesce bene, ò tutto, ò parte che sia, ci e facol- tà di levarlo via col mezzo del la mollica del pane, strisciandovela sopra leggieri, & in quel luogo istesso, strisciandovi poi ò pumice, ò seppa che sia, vi si può ritornare sù più volte,finchè quello che vien condetto al suo fine sen- za vedervisi macchia ò impedimento alcuno. Et perciò questo è tenuto ottimo modo per gl’ ignudi, & ancora per esprimere ogni astrema perfettion del dissegno, quivi se li desidera poi per conformarsi con la qualità della pietra, carta, che sia di poca colla, e non punto liscia, perciò chè ella schisa il pulito molto, la qual pietra, ò sia rossa ò negra non dourebbe essere né morbida, nè dura, nè punto spugnosa, la qual si divide in partis utili, il che ne riesce bene, se prima se li lena di quella la rugine, & quella scabra, che vi è di sopra nata, di modo che ridotta in qadro & ben pulita, si può facilmente poi tagliare, ò segare senza scagliarsi troppo, della quale se ne fanno pezzuoli, & si aguzzano in tal via, che si possano metter dentro la cánnella di ottone fábricata à tal uso, & indi assoti ghateli le punte bene col coltello, si viene con nelle à disegnar nel modo che si é detto de gli altri, tenendo leggierissima la mano, percio  che egli e facilissimo a scagliarsi, & à spiccarsi d’ insieme,

Vertaling uit Italiaans naar Nederlands:
Nu ten laatste: dat gaat over de Krijttekentechniek; die, zo je wilt, de meest perfecte en gemakkelijke manier biedt, om een ontwerp [tekening] te maken. Daarom, ja, wie over een ontwerp [tekening] gebogen zit kan niet alles goed doen, dat hoort erbij. Men heeft de mogelijkheid om het [getekende] met alles of een deel van het zachte binnenste van brood weg te halen, door te vegen op dezelfde plaats of te rollen of te gummen als met puimsteen, of die u als bij een inktvis, een paar keer binnenste buiten kunt keren, zolang dat mogelijk is zonder geur, verkleuring of welke belemmering dan ook. En dus is dit een geweldige manier van werken bij het naakt, en eveneens om een uiterst perfecte manier van tekenen uit te drukken, vooral als ze in overeenstemmming kan zijn met de kwaliteit van de steen/ tekenstift, het papier, al is dat weinig gelijmd, en zonder scherpe punt, daarnaast zijn er risico's die men zeer goed kent, dat de steen of rood of zwart is, of anderzins, noch zacht noch hard zou zijn, geen sponsachtige delen (JCdH: luchtkamers) bevat, goed te verdelen is, wat niet al te moeilijk gaat, pas nadat je eerst de steen hebt ontdaan van aankoeksel en oneffen stukken, die eraan zitten, en zodoende teruggebracht tot een blok en goed schoongemaakt, dat je dan goed kunt snijden of zagen zonder te veel afval, ook bij grote stukken, en zodanig geslepen dat u ze in  de van koper/ messing gemaakte koker [JCdH:  porte-crayon], die daarvoor bestemd is, kunt plaatsen, en er vervolgens goede punten aan kan snijden/ slijpen met een mes. Het past bij een ontwerper [tekenaar] op een wijze die ook van andere is gezegd, gemakkelijk in de hand liggend, gemakkelijk er lijnen mee te trekken, alleen of samen,

JdH: In bovenstaande tekst vallen de volgende dingen op: Krijttekentechniek (l'Ammatita/  la matita = de tekenstift), broodkruim en puimsteen om krijtlijnen te wissen, de geringe lijming van het papier, het snijden of zagen van krijtstenen tot stiften,  het vastklemmen van een stift in een metalen krijthouder en het slijpen van een punt aan een stift met een mes. Er is geen sprake van een zelfgemaakte krijtstiften die bestaat uit met gom gebonden pigmentpoeder en ook niet van papierpreparatie. Bij gebruik van rood natuurkrijt, uit bijv. Duitsland (Vasari) is dat allemaal ook niet van belang. Het lijkt er tevens op dat tekenaars krijt in de vorm van ruwe natuurstenen zelf afnamen van een leverancier (apotheker?) en die stenen dan zelf tot stiften verwerkten in 1586/ 1587.
Mogelijk gebruikte men in Italië rond 1600 schisteus rood krijt of rood schaliekrijt. Zulk krijt komt voor in en in de buurt van ijzermijnen. Rood schaliekrijt is zeer homogeen van samenstelling, bezit een warmrode kleur en laat zich uitstekend zagen in kleine dunne stiften voor minitieus tekenwerk. Tegelijkertijd is een krijtstift slijpbaar op een stukje schuurpapier of oude ongeglazuurde potscherf, vergelijkbaar met een stift voor onze tegenwoordige vulpotloden. De lijnvoering lijkt op die van een  metaalstift. Eventueel kan men het papier ook nog droog voorbewerken met wat fijngemalen puimsteenpoeder. Fixatie is wel noodzakelijk als er veel druk op het tekenbald komt of de tekeningen worden opgelagen in een map en schuiven over elkaar heen.

alinea

1628 Edward Norgate en Krijt (vooral Pastel)
Norgate wijdt aan het eind van zijn artikel over "The Art of Limning" een hoofdstuk aan het maken van Crayons. Daar gaat hij in op het gebruik van pen en inkt,
droog krijt (chalke:  zwart, wit en rood) op getint en wit papier en pastelkrijtstiften.
"Thus they do at Rome and I verily beleeve…you may make as good at London, and soe much for Crayons" (Edward Norgate, Miniatura, 1628, New Haven and London 1997, pp.67–8, 103.)
"The best Crayons that ever I saw were those made by S. Balthazer Gerbier after those soe celebrated Histories done by Raphaell of the banquets of the Gods, to be scene in the Pallazzo de Gigi in Longa Ara in Rome, which rare peeces are surrounded with a world of  fruits, Grotesco, &c., done by the excellent John d' Veline."
  Hij noemt dit soort stiften "dry colours" (in het Frans: Crayons). 
"Another and the better way was used by Holbein by priming a large paper with a Carnation or Complexion of flesh Colour wherein he made Pictures by the Life of many great Lords and Ladyes of his time with black and red chalke, with other flesh Colours, made up hard and dry like small pencill sticks. Of this kind was an excellent Booke while it remayned in the hands of the Most noble Earle of Arundell and Surrey."
Over rood natuurkrijt als zodanig schrijft hij helaas niet.

alinea



1630 Gezaagde krijtstiften uit rötel
Adam Lonitzer
Röthelstein / Rubrica fabrilis, Cap. 37

"Der Röthelstein oder Röthel und Berg-Röthel/ / Graecè
Μίλτος, Latinè Rubrica fabrilis, so die Zimmer-Leuthe
und Stein-Metzen gebrauchen/ ist jedermänniglich wol
bekandt/ hat sonderlich keinen Gebrauch in der Arzney/ mag
doch zu kühlenden Arzneyen und zu Blutstillung äusserlich
wie der rothe Bolus gebraucht werden."


Fragment uit het "Kräuter-Buch und künstliche Conterfeyungen der Bäumen, Stauden, Hecken...."  van Adam Lonitzer en Peter Uffenbach uit 1630.
Opvallend is de vorm waarin de reeds bewerkte rötelstiften zijn afgebeeld: gezaagd en zeer puntig/ taps toelopend. Helaas staat er geen maataanduiding bij. Deze maat is uit opgegraven krijtstiften uit de Romeinse tijd echter wel bekend (zie verderop op deze pagina). In het boek wordt Röthelstein op blz. 719 genoemd als tekenmateriaal dat timmerlieden en steenhouwers gebruiken.  De ribbels zijn kenmerkend voor natuurkrijt dat op een rasp wordt gemodelleerd.
Tevens wordt Röthel (Rubrica Fabrilis) als een bloedstelpend middel vermeld.
Zie bijgaande link (blz. 719)

fleuron6


1694, Pierre Pomet (1658-1699)
HISTOIRE GENERALE DES DROGUES
Traitant des Plantes, des Animaux, & des Mineraux [.......]  Par le Sieur PIERRE  POMET, Marchand Epicier &  Droguiste A PARIS Chez JEAN-BAPTISTE LOTSON & AUGUSTIN Pellon, sur le Pont au Change; à la Prudence  ET AU PALAIS chez ESTIENNE DUCASTIN, dans la GaIleríe des Prisonniers,  au bon Pasteur Avec Approbation & Privilege du Roi. M. D C . X C I V.  (1694)  Blz. 63, 2e boek

Pierre Pomet

"Er is nog een andere soort Sanguine waarvan de tekenaars gebruik maken, dat we "crayon rouge" noemen en [dat] nogal lijkt op "Feret" uit Spanje, met dat verschil dat het niet draadachtig is maar mat zoals aarde. Dit soort Sanguine of krijt uit Engeland  wordt aangeboden in twee verschillende kwaliteiten, de beste is die, die enigzins zacht, kalkachtig en gemakkelijk te zagen of te snijden is om er stiften van te maken, die van mindere kwaliteit is hard, korrelig, moeilijk te zagen, en is in één woord "afkeurenswaardig"."

JdH:
Feret uit Spanje verwijst naar hematiet- of ijzerhoudende steen volgens Pomet in het voorafgaande deel van de tekst op blz. 62 en 63 van het 2e boek. Pomet geeft ook aan dat men kritisch moet zijn bij het kiezen van sanguinekrijt vanwege kwaliteitsverschillen. De herkomst van de "andere soort sanguine[steen]"  laat hij in het midden. De benaming "crayon d'Angleterre" wil nog niet zeggen dat het rode sanguinekrijt om mee te tekenen daar vandaan kwam. Uit recent (2018) literatuuronderzoek blijkt echter dat er wel degelijk op sanguinekrijt gelijkend rood natuurkrijt in Engeland werd gevonden.  Er is ook sprake van "crayons de Hollande" in de 17e eeuw.  Dit betreft meestal grafietstiften gevat in een houten omhulsel.  Nederland was daarvan in de 17e en 18e eeuw een grote exporteur.   Zie Savary.








Zelfde tekst in duitse vertaling uit 1717:
Sanguine, oder Blutſtein/ welcher zum Zeichnen gebrauchet, und von uns rothe Kreide/ (Roͤtelſtein) genennet wird: er ſieht dem Feret d’ Eſpagne ziemlich aͤhnlich, doch iſt er nicht ſpieſicht, ſondern wie Erde.
Roͤtelſtein.
Dergleichen Blutſtein oder Kreide wird uns aus England uͤberbracht, und unter ſelbiger iſt die beſte, welche etwas zarte und linde iſt, die ſich auch leichtlich ſaͤgen, oder zu Griffeln und Stiften zerſchneiden laͤßt: die ſchlechtere iſt harte, ſandicht, ſchwer zu zerſchneiden, und ſoll, mit einem Worte, gar verworffen werden.
JdH: Of uit de bovenstaande Duitse tekst te concluderen is dat "Rötelstein" (uit Duitsland) van goede kwaliteit is en dat de verwerpelijke soort uit Engeland komt, is niet goed uit bijgaande tekst te halen.

In een publicatie uit 1803 staat over "Rouge d'Angletterre":
Rouge d'Angleterre.
On range égalément parmi les argiles, une terre chargé, d'oxide jaune de fer au second degré d'oxidation. On la fait passer au feu, où elle achève de s'oxider, et prend une belle couleur rouge. Elle est connue dans le commerce sous le nom de rouge d' Angleterre ou de Hollande. Demeste dit que la plus grande partie vient du Berry.
(Bron: NOUVEAU DICTIONNAIRE D'HISTOIRE NATURELLE. A P A = B A R. APPLIQUÉE AUX ARTS, Principalement à l'Agriculture et à l'Economie rurale et domestique : PAR UNE SOCIÉTÉ DE NATURALISTES ET D'AGRICULTEURS: Avee des figures tirées des trois Règnes de la Nature. DE L'IMPRIMERIE DE CRAPELET. A PARIS, Chez DETERVILLE, Libraire, rue du Battoir, n° 16. AN XI — 1803.  pag. 246


alinea

1701

Antoine Furetière (1619-1688).

Antoine Furetière
DICTIONNAIRE UNIVERSEL, Contenant généralement tous les MOTS FRANÇOIS, tant vieux que modernes, & les Termes des SCIENCES ET DES ARTS: Seconde édition revüe, corrigée & augmentée par Monsieur Basnage de Bauval .
Divisé en trois Tomes. TOME PREMIER.  A—D. A la Haye et a Rotterdam, Ches Arnoud et Reinier Leers, 1701.  
Avec Privilege.  Digitaal: pag. 822 van 1046.
(N.B.  Al in 1644 verschijnt er een voorloper van dit woordenboek, in 1690 een aantal vervolgdelen en  in 1696 het laatste deel.)

In deze uitgave uit 1701 wordt de volgende toelichting op het woord "crayon"  gegeven:
Dictionnaire Universel 1701, pag.


CRAYON, f. m. Petite pierre, pâte, charbon, ou mineral qui sert à marquer, écrire, dessiner, peindre, &c. On fait des crayons rouges avec de la pierre sanguine. On en fait de noir avec du charbon de faule, & avec de la mine de plomb. On en fait qu'on nomme pastel, avec de la pâte de toutes fortes de couleurs. On écrit avec un crayon fur des tablettes. On marque avec du crayon les passages notables d'un livre. Entre les pointes d'un compas il y en a une qui fert de porte-crayon.
Vert.: TEKENSTIFT, v.m. [natuur]Krijtje, [kunst]krijt, kool of mineraal geschikt om te markeren, schrijven, tekenen, schilderen enz. Men maakt roodkrijtstiften van de sanguinesteen. Men maakt zwarte [stiften]van verkoold wilgenhout en van grafiet. Men maakt, wat men pastel[krijt] noemt, met behulp van [krijt]pasta in allerlei soorten kleuren. Men schrijft met een krijtstift op planken. Men onderstreept met potlood de belangrijke onderdelen van een boek. Aan de uiteinden van een passer is er één die als stifthouder dient.
Commentaar JdH:  In de beschrijving van "CRAYON" wordt "la pierre sanguine" als materiaal voor roodkleurige [gezaagde] stiften genoemd.  Helaas wordt geen vindplaats van de "pierre sanguine" vermeld. 

In deel III (P-Z) staat de volgende omschrijving van SANGUINE:  SANGUINE. fubft. fem. eft une pierre precieufe. Vid. 
Sanguine, eft auffi une pierre foffile fort rouge qui a fa propre mine, qui fert aux Peintres à faire des crayons, & aux Orfevres a brunir & à faire le vermeil doré.


ABLAN = verwijzing naar citaat van
Nicolas Perrot d'Ablancourt.

Tevens zijn twee portret-kunstenaars vermeld die bekend zijn om hun krijttekeningen:
[Daniel] Dumonstier (1574-1646) en
Robert Nanteuil (1623 of 1630-1678).
Aan hun tekeningen is te zien dat ze zijn beïnvloed door Hans Holbein de Jongere (1497/98- 1543).
De tekentraditie uit de 16e en 17e eeuw is in dit woordenboek nog volop de norm. In getekende portretten worden meestal zwart, wit en spaarzaam sanguine als kleur gebruikt op een lichtbruine ondergrond. Daniel Dumonstier is vooral bekend door ijl getekende portretten in zwart krijt met een steunkleur in oker sanguine op een lichte ondergrond. Robert Nanteuil is vooral bekend door pastelportretten.  Er zijn echter door tijdgenoten ook uiterst fijn getekende portretten in rood krijt naar portretgravures van Nanteuil gemaakt. Daarin is bijv. alleen sanguine en gebrande sanguine op wit papier toegepast. 
Franse tijdgenoten en collega-tekenaars/schilders van Antoine Watteau zijn: Charles de la Fosse (1636-1716), Caspard Duchange (1662-1757), Claude Gillot (1673-1722), Jean-Baptiste van Loo (1684-1745),  Louis de Silvestre (1675-1760), Claude Audran (1657-1734), Jean Audran (1667-1756), Louis de Boullogne (~1657-1733), Noël Coypel (1628-1707), Antoine Coypel (1661-1722), Noël-Nicolas Coypel (1690-1734, zie ook Coypel bij de Joconde-db)Arnould de Vouez (1644-1720)
, François Le Moyne (1688-1737), Bernard Picart (1673-1733), vanaf 1711 werkzaam in Amsterdam als tekenaar/graveur, etc. 
Roger de Piles (1635-1709) is wel als kunst-theoreticus bekend maar nauwelijks als praktiserend kunstenaar.


alinea


Willem Goeree en Rötelkrijt, 1756
Anweisung Zu der Practic oder Handlung der allgemeinen Mahler-Kunst: Worinnen Nebenst derselben Fürtreffligkeit und Nutzen kürtzlich angezeiget wird, was einer zum gründlichen Verstand der Mahler-Kunst wissen muß, und wie man seine Übung, darinnen ein vollkommener Meister zu werden, anstellen soll.
Johann Langen / Willem Goeree, Leipzig, 1756,
fragment op blz 213

"Was die andern Zeuge, damit man seine Zeichnung verrichtet und vollbringet, anlanget, so sind derselben viel und unterschiedlich, und kan darinnen niemand nichts vorgeschrieben werden, weil ein jeder deßfalls nach seiner Beliebung thun mag. Etliche gebrauchen die rothe Kreide oder den Rötelstein, welches wol die gemeineste unter allen Zeugen ist, und wird auch von allen Zeichnern in Italien durchgehends gebrauchet; Ingleichen hat man auch eine schwarze Kreide, die dazu sehr dienlich ist, aber diese kan man nicht allezeit gut antreffen. Insgemein ist sie zweyerley Gebrechen unterworffen, welche dem Zeichner grossen Verdruß verursachen; der eine ist, daß sie all zu weich, kurz-brüchig, und bröcklich fället: der andere, daß sie offtmals hart und steinicht ist; ja wenn sie schon noch etlicher massen gut ist, so gewinnet sie doch vielmals durch die Wärme der Hand eine solche Harte, daß sie dadurch unbrauchbar wird, und eben darum darff man sie nicht wohl bey sich im Sacke tragen, doch kan man ihr, wenn man sie offtmals mit der Zunge ein wenig anfeuchtet, oder zuweilen etwas davon abschabet, einiger Massen helffen. Etliche legen sie in einen feuchtet, Keller, andere graben sie mit Saltz in die Erde, da sie gelinde bleiben möchte, und dergleichen mehr. Im Kauffen kan man sie also kennen, daß sie recht gut ist, wenn sie nemlich von aussen etliche gelbe Flecken hat als Schwefel, und so man sie mit der Zunge versucht, saltzig und sauer am Geschmack, auch geschmeidig und weich zu schneiden ist. Diese und andere Beschwerlichkeiten aber zu vermeiden, halte ich die rothe Kreide für besser, weil dieselbige Meist allezeit bequem ist, da man auch wol etwas mit schwarßer Kreide darunter zeichnet, und etliche Tuschung oder Tipfflein machet, immassen solches heutiges Tages in vielen Zeichnungen sowol der Italiäner als anderer Meister zu sehen ist. "


Oorspronkelijke Nederlandse tekst:

(Nederlandse titel: W. Goeree, Inleydingh tot de practijck der al-gemene schilder-konst, waer in, neffens de heerlijckheyt en nuttigheydt der selve, kortelijck wert aengewesen: wat dingen tot grondige verstaeningh der schilder-konst behoorde geweten te zijn ... Dienende tot een voorlooper van een ander werck, daer in de practijck-regelen der schilder-konst, bestaende in teycken-kunde, bouw-kunde, doorsicht-kunde, mensch-kunde, ordineringh en coloreeringh volkomen sal geleert werden, Middelburg, 1670. 2e druk)  Een eerdere uitgave werd verzorgd door G. ter Brugge.

Inleydingh tot de algemeene TEYCKEN-KONST. blz 77 en 78    (V. Hooftdeel  Vande algemeen Stoffen en Cryonnen waer mede datmen TEYCKENT enz...)
De andere ftoffen nu daer mede datmen uytvoert en opteykent zijn veel en verfchey-den, en daerin kan niemant een Wet ge-ftelt worden , dewijl yder fijn luft daer in voldoen moet. Sommige ghebruycken het Root-Krijt ofte Roode Aerde , welcke wel de gemeenfte onder alle de ftoffen is ,'t felve wert oock by alle Teyckcenaers in Italien doorgaens gebeficht ; van ghelijcke is oock het fwart Krijt feer bcquaem ;  maer men kan dat niet aItijt aentreffen dat goet is: In 't gemeen foo heeft het twee ge-breecken , die de Teyckenaers  feer verdrie-tigh maken, de eene is dat het te weeck , kortbrakigh en brockelachtigh is , d'andere dat het veeltijdts hart en fteenigh is ;  felfs 't gene eeniger maten goet is , wert d'ickwils door de warmte vande handt foo hart , dat het ongebruycklijck is , daerom het niet wel inde Sack en mach gedragen worden ; doch kanmen dit door dickwils aen de Tongh een weynigh voght te  ma-ken en  fomtijts wat af te  fchrapen , eenigh-fints te goede komen. Sommige leggent in een vochtige Kelder , andere gravent met Zout inde Aerde , op  dat het facht mochte blijven , en diergelijcke getalm meer.  In het Koopen falmen het bekennen goet te zijn, foo wanneer daer buyten op eenighe geele fwavelachtighe plecken fich vertoonen, en op de Tonge gheproeft, Zoutachtigh zuer, en  gefmy in 't fnyen is. Om defe en andere moyelijckheden te vermijden , foumen het Root-Krijt konnen verkiefen , dewijl  fulcks meeft altijdt
bequaem is, daermen oock wel met Swart Krijt wat onder Teyckent, en eenighe toetfen en diepfelen mede maeckt, foo als 'er heden ten daghen noch veele Teycke-ningen gefien worden , van Italiaenfe, en andere Meefters.


zwavel zichtbaar aan de uiteinden van rötelkrijtstiften
Zie de opmerking hierna van Goeree (uit 1670) over zwavel bij natuurkrijtstiften: 
"..........of er aan de buitenkant een aantal gele zwavelachtige vlekken te zien zijn, ......."
JCdH: In de meeste gevallen geeft dit zwavelhoudende rode krijt een lichtrode tot oranjerode tint af bij het tekenen. Bij rötelkrijt komen zulke zwavelvlekken bij sanguine lichtbruin en sanguine naturel regelmatig voor.
Bij zwart natuurkrijt uit de 17e en 18e eeuw zou dat ook zo te zijn.

 Aangepaste Nederlandse tekst:
"Wat de andere [teken]materialen betreft, waarmee men [zijn tekening] opzet en uitwerkt, dat zijn er vele en verschillende, en daarin kan niemand de wet voorgeschreven worden, omdat iedereen daarin zijn eigen voorkeur moet volgen
. Sommige gebruiken het Rode Krijt of Rötelstein, dat het meest gebruikte onder alle [teken]materialen is, en dat vooral ook door alle tekenaars in Italië wordt gebezigd; daarmee vergeleken is ook het zwarte krijt zeer geschikt, maar men kan dat niet altijd in een goede kwaliteit aantreffen. In het algemeen bezit het [zwarte krijt] twee gebreken, die de tekenaars zeer verdrietig maken; het ene [gebrek] is dat het te zacht, kort, broos en brokkelig is: het andere, dat het hard en vaak steenachtig is;  zelfs als het nog enigermate goed is, wordt het door de warmte van de hand zo hard dat het onbruikbaar is, daarom kan het beter niet in de [broek-?] Zak gedragen worden, doch men kan dit verhelpen door dit [droge krijt] dikwijls met de tong een beetje vochtig te maken en er af en toe wat van af te schrapen. Sommige leggen het [krijt] in een vochtige kelder [kist?], anderen begraven het met zout in de aarde, in de hoop dat het zacht blijft, en meer van dat soort maatregelen. Bij het kopen dient men na te gaan of het [zwarte krijt] goed is, of er aan de buitenkant een aantal gele zwavelachtige vlekken te zien zijn, of als men het met de tong proeft, zout-zuur is, en of het gemakkelijk te snijden [zagen?] is. Om deze en andere moeilijkheden te vermijden, kan men beter het rode krijt kiezen, omdat het goed te combineren is met een ondertekening in zwart krijt, en
het  bijna altijd geschikt is, om er enige toetsen en diepsels [wassingen] mee te maken, zoals dat heden ten dage op veel tekeningen van zowel de Italiaanse en andere meesters te zien is."

JCdH:  Opvallend in voorgaande tekst is de vermelding van kwaliteitskriteria voor natuurkrijt tekenstiften. Het feit dat er over "
geele fwavelachtighe plecken" aan het zwarte krijt wordt gesproken verwijst echter meer naar rötelstiften. Bij rötelstiften is zwavel of een geelgekleurde adering soms zichtbaar bij het raspen. Bij rötelkrijtstiften is aan de buitenzijde bijna niet te zien welke kwaliteit en kleur men aanschaft. Dat is alleen te testen door zelf deze natuurkrijt stiften bij aankoop uit te proberen op papier. De opmerkingen van Antoine Watteau over zijn problemen met de hardheid van de "Pierre Sanguine" in het voorjaar van 1721 klinken al door in bovenstaande tekst uit 1670.

fleuron6

Gemodelleerde stiften gebrande gele oker
Natuurlijke gele oker, gebrand en ongebrand /natural yellow ochre: burnt and natural  
In de natuur gevonden harde brokken gele oker die gemodelleerd en aangepunt worden en daarna zo verhit dat de gele kleur overgaat in roodbruin.  Deze stukken rood natuurkrijt tekenen, mits van een geschikte samenstelling, met dunne gelijkmatige lijnen.

Naast de stukken gebrande gele oker is er ook natuurlijke rode oker in gesteente waarmee kan worden getekend.
".... draughtsman was able to use either black or red chalks. It was through the intermediary of Primaticcio that sanguine was introduced in France, where its use leads us back to the lively signification alluded to above.
Bernard Palissy speaks of a 'pierre sanguine composé d'un grain fort subtil et duquel on fait des crayons rouges ..... fort propos à contrefaire les visages d'après le naturel; and it was for this effect that the first
French artists used it: with Clouet and with Lagneau it served to render....."

Citaat uit artikel van  Marianne Roland Michel in  L'Art du  Dix-Huitiëme Siècle / The Golden Age of Sanguine, 1978



rode bolusbrokjes (red bale in pieces) (ter vergelijking contéstiftje) boluskleurvarianten (red bole, red chalk) Zachtere krijtstiften kunnen uit een stuk rode bolus worden gezaagd/ gesneden en daarna aangepunt.  Dit krijt is meer geschikt voor grotere maten papier.

De rode bolus die de firma Kremer mij jaren geleden stuurde verschilde niet tot nauwelijks van die van andere fima's/ andere vindplaatsen. Een roodkrijttekening daarmee toonde geen zichtbare verschillen met de al in mijn bezit zijnde rode bolus.
Opvallend is dat in alle 3 verpakkingen tot nu toe steeds twee verschillende variëteiten van rode bolus zitten:
Uiterlijk is dit niet snel te zien.  Een tekenproefje maakt het echter wel snel zichtbaar.




Naast  rood krijt kan er ook met wit en zwart krijt worden gewerkt.  Vooral in de 18e eeuw werd dit door Antoine Watteau virtuoos gedaan.


fleuron6

blz. uit Diderot
Stukje natuurkrijt in stifthouder (fig. 2)
Voorbeeld in de Encyclopedie van Diderot et D'Alembert (1772) bij het onderdeel "Dessein'.


Krijtstiften die volledig van natuurlijk materiaal (ook poeder dat bij het zagen en slijpen van natuurkrijtstiften vrij komt) zijn gemaakt:

Gerolde krijtstiften van rode klei
Ook werden krijtstiften tussen de handpalmen of tussen twee plankjes  'gerold' van bijna droge rode kleipasta (vgl. zetpillen)

Gegoten krijtstiften van rode klei
In de 16e eeuw komt in een Engels boek een voorbeeld voor van het gieten van krijtstiften. Er werd roodbruine kleipap gegoten in smalle gootjes van 6 cm. lang en zo breed/ diep als de pendikte van een ganzenveer. De gootjes werden aangebracht op een vlakke kalksteen.

Hexagonale roodkrijt stiften  (mogelijk oorspronkelijk gegoten krijtstiften die werden gemodelleerd)
In de 17e eeuw werden in Nederland zeskantige krijtstiften gebruikt. (bodemvondst van stifthouder met stukje krijt erin in oude beerput in Amsterdam naar informatie van Frans Laurentius, Middelburg)



Kunstkrijtstiften (aan het pigmentpoeder is klei of een gomoplossing als bindmiddel toegevoegd)


1684
Al in de 17e eeuw en zelfs nog eerder is er al kunstkrijt in de vorm van pastelkrijt
J.B. Corneille, Peintre de l'Academie Royale, "Les premiers Elemens de la Peinture Pratique",
A PARIS, Chez NICOLAS LANGLOIS, ruë Saint Jacques, à la Victoire,  M. DC. LXXXIV
CHAPITRE XXXVIII., De la Peinture au Pastel ,
blz. 91 t/m 96
Enkele fragmenten:
______________________________






"Quoique l'on vende en plusieurs
endroits de Paris des Crayons de
Pastel & qu'il soit bien plus expedien
d'en acheter que de se donner
la peine de les faire, néanmoins
ceux qui voudront bien l'aprendre
pour leur propre fatisfaclion doivent
savoir, .....

6. Que la grande difficulté dans
la compofition des Paftels, eft d'en
faire de fort bruns, & fur tout d'un
brun roux & qui tire fur le biftre,
& qu'ainfi c'eft à ceux. Là principa-
lement qu'il faut aporter plus de foin."
_________________________
De Grondbeginselen van de Schilderpraktijk. blz. 91  t/m 96
HOOFDSTUK XXXVIII.
Het Schilderen met pastelkrijt.
Fragmenten op blz. 93

Hoewel men op verscheidene plaatsen in Paris Pastelkrijt verkoopt, en het doelmatiger is ze te kopen dan zich de moeite te geven de stiften [zelf] te maken, zullen zij die het willen leren nietttemin tot hun eigen voldoening moeten weten dat, .......
6. Dat de grote moeilijkheid, in de samenstelling van pastelstiften is, er krachtige bruinen in te maken, vooral een roodachtig bruin dat naar het bistre neigt en er als zodanig gelijk aan is. Hoofdzakelijk daaraan dient men veel zorg te besteden.
JdH: 
Allereerst blijkt uit bovenstaande tekst dat pastelkrijt al in 1684 op diverse verkooppunten in Parijs te koop was.  Pastelstiften in bruine tinten waren blijkbaar een probleem. Ze bezaten, vergelijkbaar met bruine natuurkrijtstiften, te weinig kleurkracht volgens Corneille.
De kleurcriteria bij Corneille lijken op die van het roodachtige bruin dat in rötelkrijt uit Theley voorkomt. Vooral de relatie roodachtig bruin en bistre lijkt te verwijzen naar op hematiet, met fijne kleideeltjes en zwavel en niet naar een rood dat uit gebrande oker is gemaakt.  Roodachtig bruin  natuurkrijt is veel levendiger dan "kunstkrijt" omdat pastekrijt  als kunstkrijt  uit een homogene massa bestaat.  Natuurkrijt is nooit homogeen. Drukverschillen tijdens het tekenen kunnen extra tinten en tonen laten ontstaan.



Gerolde krijtstiften
Voorbeelden van gerolde krijtstiften zijn te zien in de Encyclopedie van Diderot et D'Alembert (1772) bij het onderdeel pastelkrijt. Hoe pastelkrijt tegenwoordig in Frankrijk op de traditionele manier wordt gemaakt bij "La Maison du Pastel" is via deze link te zien.

fragment: vervaardiging pastelkrijt (Encycl. Diderot)
Bijgaande afbeelding uit de Encyclopedie van Diderot laat zien hoe pastelkrijt in de 18e eeuw werd vervaardigd. Op de marmerplaat liggen links drie (handgerolde) stiftvormige krijtjes die aan beide uiteinden spits toelopen. Erboven is een volle krijtjesdoos afgebeeld.  Roodbruin pastelkrijt bestaat uit een mengsel van pijpaarde, bruinrood-pigment en een bindmiddel. De pijpaarde geeft massa aan de pastelkrijtstift. Er is bij pastelkrijt slechts een geringe hoeveelheid pigment nodig.  Roodbruin natuurkrijt (Rötel) bevat als natuurlijke bindmiddelen zwavel (http://www.nkam.nl/zwavel.pdf) en fijne kleideeltjes naast een hoge concentratie (ongeveer 60%) hematiet. Dat er zwavel in zit is herhaaldelijk in de literatuur vemeld met verwijzing naar de zoute smaak bij aanraking met de tong van rötel.











1788
-Traité de la peinture au pastel, du secret d'en composer les crayons, & des moyens de le fixer..... par M. P. R. de C... C. à P de L.  A  P A R I S , Chez DEFER DE MAISON NEUVE, Libraire, rue du Foin Saint-Jacques, Hôtel de la Reine Blanch. Avec Approbation & Privilége du Roì. I788. Sanguine, manière d'en composer de très-bons crayons pour le dessin, nr. 112.  (digitaal blz. 116)
"112. Ik spreek liever niet over sanguine. Het is een ander soort ijzerhoudende klei-achtige oker. Het komt voor in brokken, hard, compact, en voelt vettig aan, zoals speksteen. Het wordt vaak gebruikt om te tekenen; maar wordt in feite nauwelijks gebruikt in de schilderkunst. Sanguine, goed gewreven met water, levert oneindig veel betere stiften op om te tekenen dan die waarover u tevreden bent om ze te zagen. Sommige mensen verwerven een klein inkomen met deze vervaardiging, voor anderen, die niet de moeite willen nemen om zich erin te verdiepen, zijn ze een groot mysterie. Men kan, wanneer men het sanguine[poeder] wrijft, de kleur van dit soort stiften, bestemd om mee te tekenen, variëren, door een geringe toevoeging van soms cinnaber [vermiljoen], soms gebrande omber of een ander pigment."

JCdH: Hier is ook sprake van bijmenging van aardpigmenten met sanguine in poedervorm om speciale kleuren te verkrijgen. In natuurlijke rötel komen deze tinten echter in een ruim scala voor. Mogelijk was de rötelimport in 1788 teruggelopen in Parijs.

1791
- Watelet, Claude-Henri (1718-1786).  Encyclopédie méthodique. Beaux-arts , dédiés et présentés a monsieur Vidaud de la Tour, conseiller d'État, et directeur de la Librairie. Tome premier [-deuxième]. 1788-1791.  trefwoord : "sanguine" en "crayon rouge". Diverse beschrijvingen. 
"SANGUINE. (Zelfstandig naamwoord, vr.) Soort oker neergeslagen in een grondsoort van kleihoudende ijzer vergelijkbaar met zachte speksteen, gemengd met hematiet in poedervorm. Dit broze gesteente, dat vettig aanvoelt, & min of meer donkerrood is, laat zich gemakkelijk zagen in stiften; die men rood krijt noemt. Goed gekozen en in zijn natuurlijke staat is het van een goede stevigheid en vetheid, die het [van nature] bezit en biedt het een aangename & zachte korrel. Veel mensen verkiezen echter liever kunstkrijtstiften: dat krijt is van dezelfde steen, gereduceerd tot poeder en goed gewreven met water; men kan de tint van deze krijtstiften variëren door er vermiljoen, omber of iedere andere aardkleur aan toe te voegen, waarvan men vindt dat die goed past bij sanguinekrijt. Als men het, gewreven met water, op een flink & gelijkmatig vuur zet, verhardt het tot het stolt [het glad wordt] & geeft [strepen] af bij een lichte aanraking"

JCdH:  Deze encyclopedie is het laatste werk van Watelet. Het is pas na zijn dood uitgegeven. Uit de tekst over Sanguine blijkt dat  "kunstkrijt"  (crayon factice) al voor de uitvinding door Conté bestond. Ook werd de sanguinepasta soms gemengd met een pigment. Over een bindmiddel heeft men het niet. Ook de herkomst van Sanguinekrijt wordt niet vermeld, terwijl dat bij bijv. zwart en wit krijt en grafiet(stiften) wel wordt aangegeven.
Alleen rötel (sanguine) uit o.a. Theley heeft de eigenschap dat het na verpulvering en, aangemaakt met water, gewreven op een steen - vgl. olieverf -  na bijna indroging weer tot krijtstiften is te modelleren zonder bindmiddel.



Nicolas Conté, de uitvinder van het kunstgrafietpotlood (of crayon à mine de graphite) in Frankrijk (1794)
Nicolas Jaques Conté (1755-1805)   conté a paris grafietpotlood, slijper en pennemes
Portret van Conté met een lapje voor zijn oog. De blindheid aan zijn linkeroog is veroorzaakt door een gasontploffing toen hij in zijn laboratorium in Meudon in 1796 een experiment uitvoerde. De achtergrond op de gravure suggereert echter dat het oogletsel verband houdt met zijn aanwezigheid in dienst van Napoleon Bonaparte in Egypte in 1798. Op de foto ernaast is een oud Contépotlood (crayon à mine de graphite) te zien. Helaas heb ik tot op heden de ouderdom ervan niet kunnen achterhalen.  Waarschijnlijk is het uit de  periode rond 1870.  Het potlood bezit een gedraaid benen of ivoren knopje.  Op het houten omhulsel staat gedrukt CONTÉ A PARIS in zwart op een transparant gelakte naturel houten ondergrond. De potloodpunt is er met een mes onregelmatig aangeslepen. Tevens zijn afgebeeld een schaafje dat als punten-aanslijper kan worden gebruikt en een oude 19e eeuwse schraper met ebonieten handvat. Deze kan voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Klik op de afbeelding om de voorwerpen op ware grootte te zien.

20 maart 2019: Grafietstiften kun je zelf bakken door aan een pasta, op waterbasis, van Kaolienklei (wit),  Bentonietklei  ('Fuller's clay', Vollersklei of Calcium Bentoniet, wit) ook wat grafietpoeder toe te voegen. Kneed dit mengsel goed door elkaar en snijd er er stangen van van enkele milimeters dik. De lengte  van de stangen speelt niet direkt een rol. (Een normaal potlood is 17,5 cm. lang.) Laat de stangen eerst enige tijd goed drogen. Zorg dat er geen luchtbellen in zitten, rol ze daarom niet!.  Bak de dunne stangen daarna  op een vel aluminiumfolie, liggend op een bakplaat, in een oven bij 230 graden gedurende 20 minuten (eenvoudig voorbeeld recept uit de uitzending van de BCC op 19 maart 2019: Inside the Factory Serie 4: 9. Pencils. Script is op internet beschikbaar). Laat de slierten daarna afkoelen en je grafietstiften zijn klaar. Afhankelijk van de dosering van Kaolien, Bentoniet en Grafiet (HB = van elke grondstof evenveel) ontstaan er na bakken grafietstiften met meer of minder hardheid en meer of minder grijstint.

Geperste en gebakken, carrévormige krijtstiften in de kleuren wit, zwart en sanguine
Conté kwam eind 18e eeuw in Frankrijk met carré-vormige krijtstiften voor wit, zwart en sanguine op de markt.
trois couleurs a.

De firma Conté en andere firma's die tekenkrijt voor kunstenaars verkopen bieden per kleurnuance maar één hardheidsgraad aan. De 5 kleurnuances van Conté zijn: sanguine naturel (roodbruin), sanguine 18e eeuw (oranje roodbruin), sanguine Watteau (donker roodbruin met rose ondertoon), sanguine Medicis (koel donker roodbruin) en bistre (donkerbruin met groene ondertoon). Deze nuances komen ook bij "Rötelsteinen" voor.  De staafvormige sanguine-stiften van Conté, die zacht in gebruik zijn, zijn vervaardigd van natuurlijke materialen (ijzer oxydes en  klei (kaolin)) en een bindmiddel (een cellulose - ether). De hiervan gemaakte krijtstiften  worden na droging gebakken. Voor tekenaars die van wat zachter rood krijt houden is het krijt van Conté zeker geschikt.  Helaas is het niet mogelijk om vlot achter elkaar lijnen van gelijke dikte aan te brengen. Herhaaldelijk slijpen of putten uit een grote voorraad scherp gepunte krijtstiften is dan  noodzakelijk. Naar mijn mening is Contékrijt vooral geschikt voor gebruik op wat grotere papierformaten.

Manuel du dessinateur 1829
A.M. Perrot, Manuel du Dessinateur, Paris, 1829, pp. 126.

De tekst over krijt luidt vertaald in het Nederlands: 
"De Krijttekening,
Kies bij het werken met sanguine of rood krijt het krijt met de donkerste kleur en het zachtste van toets; snij deze steen met een scherp mes, of een kleine zaag, in vierkante pijpjes, en slijp deze aan het uiteinde met een mes of een zakmes. 
Zwart krijt of Italiaans krijt.  Kies de zachte soort, met een fijne korrel, zonder gaten of harde stukken, bewaar het op een wat vochtige plaats, en snij het zoals we het voor sanguine hebben aangegeven. Het is, naar onze mening, het beste krijt dat men voor tekenen zowel op klein als groot formaat kan gebruiken."
De tekst gaat tot hier toe over "natuurkrijt".

In het daarnavolgende tekstdeel wordt informatie over "kunstkrijt" van Conté gegeven.
"Krijtstiften van kunstmatige samenstelling, gefabriceerd door Conté en enkele anderen, dragen nummers die verwijzen naar hun hardheidsgraad; wanneer ze juist zijn, kan men daar zijn voordeel mee doen, en er veel verfijnder en krachtiger mee werken dan het zwarte (natuur)krijt dat als nadeel heeft dat het wat grijs is."
(JCdH:  Waarschijnlijk hadden de nummers die de hardheid aangaven ook in die tijd al alleen betrekking op de zwarte krijtstiften.)
                  

Krijtpotloden

krijtpotlood en mes
In de loop van de 19e eeuw komen dan ook de krijtpotloden op de markt in West-Europa en Amerika.


Dikteverschil stiften: 
De stift van een sanguine tekenpotlood van Conté is 5 mm. diameter. Zelfgemaakte, gerolde, stiften kunnen bij de aanvang van het gebruik 3 mm. diameter dik zijn middenin en 1 mm.aan de uiteinden. Ze kunnen zelfs dunner zijn dan 3 mm.


kohinoor
Een roodkrijtpotlood dat mij goed bevallen is is het 'Gioconda' krijtpotlood Red Chalk 8802 van Koh-I-Noor. Het voldoet aan alle wensen die aan een geschikt krijtpotlood kunnen gesteld om te werken op wat kleinere formaten. Het afgebeelde potlood is nieuw aangeschaft in Berlijn in het voorjaar van 2006. De punt is geslepen met een standaard puntenslijper.  Verhitting van slijpsel van het Koh-i-Noor Hardtmuth potlood laat zien dat de stift zuiver is van samenstelling. De verpulvering aan de stiftpunt tijdens het tekenen is gering. De stiftpunt blijft redelijk lang scherp. Wanneer de stiftpunt bot is geworden gaat slijpen gemakkelijk. De houtsoort laat zich soepel 'schillen'.
Als een puntenslijper te bot is dan is een afbreekmesje een handig hulpmiddel om een punt aan een krijtpotlood te slijpen. Kortom een zeer geschikt potlood voor rood-krijt tekeningen.

Opvallend is wel dat gezaagde natuurkrijtstiften een ander soort kleurweergave opleveren dan kunstkrijtstiften. Natuurkrijt bezit van zichzelf een aantal nuances binnen één stift die bij "kunst-"krijtstiften of potloden afwezig zijn. Dat komt door het heteroge karakter van de ingrediënten van natuurkrijtstiften: zwavelsporen, fijne kleideeltjes, ijzeroxide, klei e.d. en interne hardheidsverschillen. Een tekening gemaakt met kunstkrijt is op alle plekken exact gelijk van kleur en meestal ook van toon, alsof er een homogeen soort poeder is uitgestrooid over de getekende voorstelling. Vooral bij hedendaags imitatie geschept tekenpapier met een sterk gegreind oppervlak valt dat op. Meer of minder druk levert weinig tot geen kleurtoonverschil op in tegenstelling met een natuurkrijt stift. Ook geveegde en gerolde partijen leveren bij kunstkrijt nauwelijks een "onder-" en/of  "boven-"tint op zoals die wel bij natuurkrijt verschijnt. Dat maakt een natuurkrijttekening veel levendiger. Van belang daarbij is wel dat de gezaagde natuurkrijtstift regelmatig zeer scherp wordt gehouden door de punt over een rasp of over schuurpapier te halen. Uitgangspunt daarbij is dat de punt van de krijtstift als een obelisk geslepen is. Werk aan de onderdelen van een tekening die de fijnste détaillering vragen met een scherp geslepen stiftpunt. Een natuurkrijttekening bezit uit zichzelf een breder palet aan kleurtinten dan één uitgevoerd met "kunst-"krijt. De grein, vezelstructuur, tint en dikte van het papier zijn, inclusief de ondergrond waarop het vel ligt, echter factoren die een grote rol spelen. De dikte van het papier en de hardheid van de ondergrond zijn van in vloed op de scherpte van de getrokken lijnen en de arceringen. Die bepalen mede de kleurbeleving van de krijtlijnen en krijtvlakken.



fleuron8

Verpulverde hematiet voor krijt met een sanguinetint
naar Longhi (rood krijt, gehoogd met wit krijt (red chalk))
   Krijttekening (donkerrood krijt -red chalk- op verkleurd (chamois)  schetspapier, met wit gehoogd) 25 x 16,25 cm (naar Longhi)
pure hematiet
Brokjes pure hematiet. Herkenbaar aan de radiale structuur op breukvlakken en gladde bolle oppervlaktedelen elders 
Sla met een hamer  een brokje hematiet (dat tussen twee kranten zit om wegspringen van gruis tegen te gaan) kapot. Vermaal het gruis, na toevoeging van water, met een glazen loper tot pasta op een marmeren plaat. Meng het daarna aan met poeder van 'harde' rode bolus.


Op zeker moment (nu al weer jaren geleden)  heb ik bij de firma Kremer in Duitsland mijn probleem neergelegd. Advies daar was koop een kilo hematietbrokken en uw wens gaat in vervulling. Dit materiaal bleek echter mooi (poederig) van buiten maar keihard van binnen. Natuurlijk hematietpoeder levert samen met het bezinksel van het afgegoten kleiwater met de fijnste deeltjes zelfgewonnen bruinrode klei uit de omgeving van Entrecasteaux in Zuid Frankrijk echter wel een mooi diepdonker roodbruin soort krijt op. Arceren en dunne lijnen zijn echter nog steeds een probleem. De klei- en de hematietdeeltjes zijn, ook na wrijven met een loper op een glazen plaat, mogelijk niet fijn genoeg.
In 2018 heb ik opnieuw me verdiept in glaskop hematiet en 'pencil ore hematite' en meen dat papierpreparatie een oplossing biedt. Zie de inleidende pagina over rood krijt.

fleuro413



alinea

Zelfvervaardigd Sanguinekrijt
Na herhaald zoeken op internet kwam ik een site tegen die  ik voordien niet had gezien waarin haematietpoeder en arabische gom de basisingrediënten voor sanguinekrijt zouden vormen. Ik had dat bindmiddel ook al bij Goeree gezien dus heb ik opnieuw een pasta aangemaakt van haematietpoeder en gedestileerd water plus een spoortje arabische gom (uit een oud gomflesje van Gimborn). Van de bijna hardwordende pasta heb ik torentjes gemaakt om de volgende fase van het drogingsproces te versnellen.
De aldus ontstane stiftjes zijn echter om te tekenen te poederig (sediment is te grof van korrel), te donker en onregelmatig van hardheid (waarschijnlijk door verschillen in concentratie van de toegvoegde gom bij de pasta).

Daarna was het voor mij een logische stap om de helft van de haematiettorentjes en een gelijke hoeveelheid rode bolusbrokjes (die na testen als "hard" te kenmerken waren) na verpulvering te mengen met wat gedestileerd water. Daarna heb ik op een marmerplaat het mengsel met een kleine glazen loper zodanig lang gewreven dat er aan de rand van de loper glanzende pasta verscheen en er geen oneffenheden meer tijdens het draaien te horen waren. Op het moment dat de loper vastgezogen zat  aan de pasta op de plaat heb ik een laag van ongeveer 1 à 2 mm dik op de marmerplaat uitgesmeerd op het wrijfoppervlak. Op het moment dat de pasta begon te verharden heb ik er pijpjes van 3 mm. diameter (2 à 1 mm. kan echter ook goed) van gemodelleeerd en deze buiten, uit de zon, te drogen gelegd en later binnen in de luchtstroom van van een draaiende ventilator  om het droogproces te vernellen. Over het resultaat van het werken met deze staafjes ben ik niet ontevreden. De proefjes zijn hieronder te zien.

haematiet en rode bolus (hematite and red bole/ red chalk)
Links haematiettorentjes (te pulverend en te donker), rechts staafjes van 3 mm. diameter na vermenging met "harde" rode bolus.
De bijbehorende proefjes zijn bij de materialen zichtbaar.

facetvlakken aan rood krijt stiften
Facetvlakken bij een stiftje van  "harde" rode bolus en bij zelfgemaakt rood krijt
(gemodelleerd mengsel van gelijke hoeveelheden haematiet- en "harde" rode boluspoeder)

Voor lichtere tinten kan steeds de helft van de aangemaakte staafjes worden vermengd met wat rode bolus en dient bovenstaande procedure te worden herhaald.
Maak, naarmate het papier gladder is, pasta aan waar wat krijtpoeder aan is toegevoegd om een soepele afgifte van kleurstof aan het papier te bevorderen. Krijtjes die te hard zijn uitgevallen kunnen zo toch weer bruikbare grondstof opleveren. Pijpaarde ipv. krijtpoeder leverde geen positief resultaat op.

fleuron15



conté no 512 mines rouge
Parijs, begin maart 2007
Tijdens mijn bezoek op een zaterdag aan de Marché VERNAISON in Parijs kon ik mijn verzameling oude krijtstifthouders (portes-crayon) met enkele mooie exemplaren uitbreiden. Ik kreeg zelfs bij deze aankoop een oud doosje rode kleurstiftjes cadeau. Het opschrift op het doosje luidt:  'CONTÉ No 512 ROUGE 6 MINES Petit Format Long 5c pour Portemine de BUREAU No 507 Made In France'. Aan de buitenzijde van de stiftjes, die een diameter van 3 mm. bezitten,  zit een droge, poeder-/wasachtige substantie. Even dacht ik een bijzonder soort rood krijt van Conté op het spoor te zijn maar dat bleek, na vergelijkbaar warenonderzoek thuis, toch niet het geval. Het waren kleurkrijtjes op wasbasis.

fleuron50

Kleermakerskrijt (een curiositeit op deze pagina, genoemd door Cennini)
kleermakerskrijt/ tailors_chalk (red chalk)
Kleermakerskrijt wordt bij Cennini genoemd (zie literatuurlijst). Of er vroeger een dieprode kleur beschikbaar was in dit materiaal weet ik niet. Qua consistentie is dit materiaal, doordat het geperst is, heel geschikt om mee te tekenen maar helaas zit het qua kleurintensiteit te veel in de pastelhoek. Zie daartoe het proefvelletje. Voor tekenen op donkerder getint papier is het waarschijnlijk wel geschikt.  Een punt eraan slijpen zoals Cennini adviseert heb ik  maar achterwege gelaten. Toch blijkt uit de vermelding bij Cennini dat er al lang geleden met materiaal werd gewerkt dat oorspronkelijk niet voor kunstenaars was ontwikkeld.


alinea
Tekenen met vet rood krijt in de 18e eeuw
Van de Belgische kunstenaar Suvée, Joseph Benoît (Brugge 1743 – 1807 Rome) is in het Brugse Prentenkabinet een tekening in sanguinekrijt van de tempel van Vesta bekend met een bijbehorende afdruk in spiegelbeeld: een contre-épreuve. Opvallend zijn de fijne détails op beide voorstellingen.
Suvée verbleef voor het eerst van 1772-1778 in Rome. Hij maakte bij het tekenen op papier een aantal keren gebruik van scherp gepunt, vettig krijt
De Tempel van Vesta heeft hij vanuit zeer laag perspectief naar de werkelijkheid getekend. Door het gebruik van vettig sanguinekrijt (een soort vetkrijt) kon Suvée van dit blad een ‘contre-épreuve’ of tegendruk (gespiegelde afdruk) maken. Onder druk (bijv. met een koude strijkbout) kan men op deze wijze van een 'vetkrijttekening' een afbeelding in spiegelbeeld maken. Deze meestal unieke tegendrukken van tekeningen werden door de kunstenaars zelf bewaard of tussen kunstbroeders onderling uitgewisseld. Kopieer de naam: "Joseph Benoît Suvée" en zoek via bijgaande URL.

alinea


Tekenen met een rood krijt stift waaraan wat zeep is toegevoegd
Onlangs (oktober 2010) kwam ik een beschrijving tegen van rood krijt in "Nieuwenhuis' woordenboek van kunsten en wetenschappen, Volume 8, uit 1863. Zie literatuurliijst verderop op deze pagina.
"ROOD KRIJT is eene delfstof, welke bestaat uit eene innige vermenging van klei met rood ijzer-oker, rood ijzer-oxyde, of eene verscheidenheid van rood thon-ijzersteen, hetwelk in thonschiefer voorkomt, onder anderen bij Saalfeld, Neurenberg, voorts in Hessen, in Tyrol en andere plaatsen. Het gesteente is bruinachtig rood van kleur en heeft de eigenschap van af te verwen , en kan als zoodanig tot teekenen en schrijven gebruikt worden, tot welke doeleinden het in stiften wordt gezaagd, die hetzij op zich zelven gebruikt, of even als potlood in houten kokers gestoken worden. Nog beter beantwoorden ze aan haar oogmerk, wanneer het R. K. tot poeder gebragt, geslempt en met eene oplossing van gom aangeroerd wordt; op welke wijze de kunstmatig gevormde Engelsche en Parijsche roodkryt-stiften bereid worden. Is er tevens een weinig zeep bijgevoegd, dan strijken zij nog ligter aan, en de streep wordt daardoor donkerder en glansrijker. De aldus bereide stiften moeten op vochtige plaatsen bewaard worden, opdat zij niet uitdroogen." (einde beschrijving)

Hieronder is een door mij uitgevoerd proefvelletje te zien.
Links is gekrabbeld met een droog, zeep bevattend, rood krijtstiftje gemaakt van rode bolus, evenveel zeepschraapsel en wat gedestilleerd water. De pasta is na indroging maar voor het uitharden gerold in stiftjes tussen twee handen. Rechtsboven is gekrabbeld met rode bolus in natuurlijke vorm en rechtsonder is gekrabbeld met een vochtig, zeep bevattend, rood krijtstiftje.  Het effect van zeep, toegevoegd aan rood krijtstiften, biedt als voordelen dat:
- het krijtstiftje gemakkelijker over het papier glijdt en
- er na nat maken (aan vochtig sponsje in krijtbakje of met spuug) van het stiftuiteinde lokaal extra donkere accenten zijn te zetten (bijv. handig bij portrettekenen) en
- de krijttekening beter veegvast is. Eigenlijk levert de toevoeging van zeep een krijtsoort op die tussen droog en vet krijt in zit.


Krijtstiften en vochtigheid
De functie en indeling van het afsluitbare zinken bakje in oude aquarelkistjes is mij door dit proefje ook duidelijker geworden. Het doosje met schuifdeksel dient om de vochtigheidsconditie van het krijt optimaal te houden. De conclusie kan ook worden getrokken dat er al lang voor 1863 (in ieder geval vanaf ca. 1830) sprake was van het vochtig houden van krijtstiften (mogelijk vanwege toegevoegde zeep) maar ook om een sterker lijnencontrast op te roepen. Zeep die uitdroogt gaat barsten vertonen en valt in stukken uit elkaar. Datzelfde verschijnsel kan zich voordoen bij droge krijtstiften, waaraan zeep is toegevoegd. 1 febr. 2011 kwam ik de volgende informatie op internet tegen : "Wegen ihrer Härte und ihren Verunreinigungen (z. B. durch Sand), versuchten die Künstler die Kreide durch Anfeuchten mit der Zunge oder Lagern in Feuchten Räumen geschmeidiger zu machen."  Bevochtigen/ vochtig opslaan zou dan te maken kunnen hebben met de grote hardheid van de krijtstiften.
Achteraf blijkt deze informatie ook bij Willem Goeree (1670) voor te komen. Een bevochtigde krijtstift-punt geeft eerder zijn kleurstof af (vgl. vroeger vochtig maken van de punt aan anilinepotloden).

zeep bevattende rood krijt stift  waterverfkistje met zinken krijtbakje

Proefvelletje (klik op afbeelding voor groter formaat)  en aquarelkistje (naar Engels model uit ca. 1830) met geopend zinken krijtbakje.


alinea

Fragment van verguld lijsthaakje no 33.

alinea


Watteau (oktober 1684 -18 juli 1721) en sanguinekrijt

Venevault (1697-1775), een beroemd minatuurschilder was bevriend met Boucher, een leerling van Watteau. Nicolas Venevault (1697-1775) wordt ook wel geschreven als Vennevault.

Kopie in olieverf door Jaap den Hollander naar pastel van Rosalba Carriera
Antoine Watteau.

Kopie (35x45cm.) in olieverf door Jaap den Hollander (sept. 2007)  naar pasteltekening uit februari 1721 van Rosalba Carriera.


dubbele bronzen krijthouder

Watteau is op een gravure van Boucher afgebeeld met een bronzen krijthouder in zijn hand.  Zaten er stukjes Rötel-krijt in die houder?
'Want sanguine is de uitverkoren techniek van Watteau; Hij  heeft zelf een sanguine dat hem alleen lijkt toe te behoren, een sanguine met een purperen tint, dat zich onderscheidt van het gebruikelijke bruine sanguine, en dat zijn charmante kleur en zijn huidskleur (incarnaat) ontleent aan het leven zelf; het tegenovergestelde van grijs en van zwart. Sanguine, dat overigens, denk ik, sanguine uit Engeland is, waarvan de technische handboeken de superieuriteit roemen en waarvan, als een zeldzaamheid, een doos te koop was op de verkoping(?) van de schilder Venevault. En waar Watteau misschien behoefte aan had? want hij vermeldt in zijn brief aan M. de Julienne de hardheid van zijn sanguinestift(-steen) en de onmogelijkheid zich een andere aan te schaffen. Hij beklaagt zich dat hij niet meer kan maken wat hij in zijn gedachten wil; zijn gedachten, die in de laatste jaren van zijn leven, uniek lijken.' 
(Fragment uit de aantekeningen van Edmond de Goncourt)

NB. JCdH:
Twee dozen sanguinekrijt, grafietstiften enz. van miniatuurschilder Vennevault waren een jaar na  zijn overlijden in 1776 te koop op een postume inboedel veiling met wel 169 nummers in zijn huis aan de rue Saint-Thomas-du-Louvre in Parijs. Watteau kan deze dozen niet gekocht hebben, want die overleed al in 1721.
De opmerking over sanguine uit Engeland is m.i. een verkeerde interpretatie van een tekst bij Roger de Piles. (Oeuvres diverses de M. de Piles. Tome Troisième. pp. 40):

................. Outre la fanguine, on
fe fert auffi de pierre noire , appellée
crayon noir, & de mine de plomb, dont
la meilleure vient d'Angleterre.


De letter f in bovenstaande tekst dient als s gelezen te worden.
De meest zuivere grafiet komt uit Engeland.
Zie ook: http://fr.wikipedia.org/wiki/Mine_de_plomb


kleurproefjes met hard rötelkrijt
Zou Watteau gewerkt hebben met krijt als hierboven is afgebeeld?  Krijtstiften uit Theley in het Saarland (Duitsland) in plaats van uit Engeland?  Wisten de gebr. Concourt niet van het bestaan van Rötel uit Theley als hoogwaardig tekenkrijt?
Al eeuwen was er export van "Rötelstein" uit o.a. Theley naar Frankrijk en Nederland.  Zou er in 1721 een probleem met de export zijn geweest naar Frankrijk ivm. de 21 jarige oorlog (1700-1721)?
Misschien was het rond
1881-1882 ook niet verstandig , gezien de Frans-Duitse oorlog, die 10 jaar daarvoor plaats had gevonden, krijt uit Duitsland als superieur te vermelden.
De taalkundige overeenkomst tussen "Pierre Sanguine" en "Rötelstein" is vast geen toeval. 
In het begin van de 18e eeuw werd er wel pastelkrijt gemaakt in alle kleuren van de regenboog maar bestond er nog geen machinaal vervaardigd Sanguine-kunstkrijt zoals Conté dat later, aan het eind van de 18e eeuw, op de markt heeft gebracht.
Bij rode bolus heeft men het niet over een steen maar eerder over poeder of klei. Rode bolus en hardheid is meestal ook geen factor van belang. Wel speelt de kleur van rode bolus een belangrijke rol als ondergrondkleur voor bladgoud.

fleuron52


Tekst
van brief (1721) van Watteau aan M. de Julienne waarin naar sanguinekrijt wordt verwezen:

A MONSIEUR DE JULIENNE, DE LA PART DE WATTEAU, PAR EXPRÈS.
De Paris, le 3 de mai.

«Monsieur!
«Je vous fais le retour du grand tome premier de l'Écrit de Leonardo de Vincy, et en mesmes temps je vous en fais agréer mes sincères remerciemens. Quand aux lettres en manuscrit de P. Rubens, je les garderai encore devers moi, si cela ne vous est pas trop désagréable en ce que je ne les ai pas encore achevées! Cette douleur au côté gauche de la tête ne m'a pas laissé someiller depuis mardi, et Mariotti veut me faire prendre une purge dès demain au jour, il dit que la grande chaleur qu'il fait l'aidera à souhait. Vous me rendrez satisfait au-delà de mon souhait, si vous me rendez visite d'ici à dimanche ; je vous montrerai quelques bagatelles comme les païsages de Nogent que vous estimés assez par cette raison que j'en fis les pensées en présence de madame de Julienne à qui je baise les mains très respectueusement.
«Je ne fais pas ce que je veux, en ce que la pierre grise et la pierre de sanguine sont fort dures en ce moment, je n'en puis avoir d'autres. (Nederlandse vertaling JdH: Wat ik wil lukt niet, omdat de grijze steen én de sanguine steennogal nogal hard zijn op dit moment, het is niet mogelijk andere te verkrijgen.)
«A. WATTEAU.»
JdH: Sinds kort (okt. 2020) meen ik dat "Pierre Grise" GEEN grafiet, grijs krijt, Pietra Nera  (Zacht Grijs krijt uit Piemonte) of een zacht soort donkergrijs schaliekrijt (Ampeliet) is maar een wetsteen of slijpsteen om scherpe punten aan (natuur)krijtstiften te maken. Of dat met een scherp mes of via slijpen aan de steen zelf dient te gebeuren is nog niet helemaal duidelijk.
fleuron11

De hiernavolgende tekst heeft o.a. op bovenstaande brief betrekking:

"Watteau, ou:  les dessins peints" Extrait de : E. et J. de Goncourt, L'Art du XVIIIe siècle, Charpentier, 1881-1882, t. III; notules d'Edmond de Goncourt, p. 67.

Quel dessinateur, en effet, a mis en des dessins rapides et de premier coup le je ne sais quoi indicible, qu'y met Watteau ? Qui a sa grâce de crayonnage piquante ? qui a la science spirituelle d'un profil perdu, d'un bout de nez, d'une main ? Les mains de Watteau! tout le monde les connaît, ces mains tactiles, si bellement allongées, si coquettement contournées autour d'un manche d'éventail ou de mandoline, et dont le crayon du Maître traduit amoureusement la vie nerveuse : - des mains, dirait Henri Heine, qui ont quelque chose d'intellectuel.
Un coup de crayon, disons-le hautement, qui n'appartient qu'à Watteau, à Watteau seul, un coup de crayon dont l'esprit n'a pas besoin de signature! Voyez, sur toutes ces têtes d'hommes et de femmes, l'espèce de piétinement qu'y fait ce crayon, revenant sur l'estompage, avec des sabrures, des petits traits géminés, des accentuations épointées, des tailles rondissantes dans le sens d'un muscle, des riens et des bonheurs d'art qui sont tout, - un tas enfin de petits travaux de verve et d'inspiration trouvés devant le modèle, animant le dessin de mille détails de nature, vivifiant presque la teinte plate du plat papier, du relief et de l'épaisseur d'une touche. Et ces coiffures de femmes, charbonnées à plat, avec le gros bout d'une pierre noire, dont le large égrenage rend le laineux et le frisotant d'une chevelure. Et ces robes galantes, ces négligés aux plis cassés, à la rocaille tantôt précieusement détaillée avec la pointe de la plus aiguë mine de plomb, tantôt superbement indiquée dans la carrure d'un trait large, comme un trait fusiné. Et toujours ce beau contour sinueux, courant, serpentant, ondulant, où s'écrase, aux ressauts de la forme, une grasse sanguine. Car la sanguine est le procédé de prédilection de Watteau ; il ne l'aime pas seulement parce que, grâce à elle, «il obtient des contre-épreuves qui lui donnent pour ses tableaux les deux côtés de ses personnages», il l'aime, le Vénitien français, pour sa tonalité, pour sa chaleur : il a même une sanguine qui semble lui appartenir en propre, une sanguine d'un ton de pourpre, qui se distingue de la sanguine brunâtre de tous, et qui prend sa couleur charmante et son incarnat de vie de l'habileté des oppositions du gris et du noir. Sanguine, du reste, que je croirais cette sanguine d'Angleterre, dont les manuels technologiques vantent la supériorité, et dont une boîte se vendait comme une rareté, à la vente du peintre Venevault. Et peut-être Watteau en manquait-il ? quand, mentionnant dans sa lettre à M. de Julienne la dureté de sa pierre de sanguine et l'impossibilité de s'en procurer d'autre, il se plaignait de ne pouvoir en faire ce qu'il voulait dans ses pensées : ces pensées, qui semblent, en les dernières années de la vie du peintre, l'unique Œuvre de ses matinées, - des bonnes heures de sa vie malade).
Des merveilles que les sanguines de Watteau, mais des merveilles moins charmeresses que ses dessins aux trois crayons, ces dessins qu'on peut dire peints. J'ai là, sous les yeux, une étude de bras et de main, où les tons et les transparences de l'épiderme, - c'est à ne pas y croire, - sont rendus avec la fonte au pouce d'un peu de sanguine, d'un peu de plombagine.

Dessins peints : c'est le mot. Watteau fait sur une figure, avec des entre-croisements de hachures noires et de hachures rouges, les passages de ton d'une face humaine. Watteau fait, avec du blanc mourant dans le crayon rouge d'un tournant de pommette, de la vraie chair lumineuse. Qu'on s'arrête, au Louvre, devant le n° 1326, le dessin provenant de la vente d'Ymecourt et qu'on regarde ces têtes de femmes en toque, crayonnées avec de la sanguine, de la pierre d'Italie, de la craie, sur le jaunissement d'un vieux papier teinté, baptisé papier chamois dans les catalogues de vente ; on sera étonné de voir ces têtes colorées de la lumière ambrée, que Rubens trouve sur une toile avec sa palette."

titelpagina
Titelpagina van boek uit 1699

TRAITE' sur la PEINTURE  pour en apprendre la téorie & se perfectionner dans la pratique, par Me. Bernard Dupuy Du Grez
A TOULOUSE, Chez la VEUVE de J. Pech & A. Pech Imprimeurs du College de la Compagnie de JESUS, à l'Enfeigne du Nom de JESUS,  M. DC. X C I X.

tekst blz 172


Op 26 oktober 2012 kwam ik op internet bij
 http://gallica.bnf.fr/ een digitale uitgave van een boek tegen uit 1699 waarin een vermelding stond van het rode krijt dat tekenaars toen het beste konden gebruiken. Tevens werd aangegeven hoe men dit soort krijtstiften zelf kon zagen uit een roodkrijt steen (pierre sanguine).   
.
Nederlandse vertaling van een fragment van bijgaande pagina 172

172    Verhandeling over de Schilderkunst
zijn van verschillende Contouren, Verhogingen, & Diepsels, die bij elke houding veranderen.

Advies aan hen die beginnen te tekenen

Degenen die beginnen te tekenen, kunnen het beste een rode steen gebruiken, die uit Duitsland komt, als ik me niet vergis: Men noemt deze Sanguine, & ze zijn te koop bij de kruideniers. Kies de roodste steen, & een die niet te hard is: Gebruik om stukken van deze [steen] af te halen een platte vijl of een ijzerzaag, waarvan Slotenmakers zich bedienen en waarvan de tanden van tijd tot tijd worden vernieuwd, doe het met weinig Druk, al wiegende een beetje van de ene naar de andere kant. Eerst verdeelt men de stukken in kleine plakken die men nogmaals opdeelt in kleine carre's:  Uiteindelijk maakt men ze rond met een mes of vijl & voorziet men ze van een punt voor het gebruik.

In bovenstaande tekst uit 1699 wordt gerefereerd aan Duitsland als de plaats van herkomst van de rode steen. De benaming "Pierre Rouge/ Sanguine" wordt gebruikt voor wat in Duitsland "Rötelstein" heet.. Watteau heeft deze informatie waarschijnlijk ook vernomen of zelfs gelezen. Al voor zijn komst in Parijs in 1702 wisten kunstenaars waar de "Pierre Sanguine" vandaan kwam. De verkoop van dit krijt bij  levensmiddelenzaken in Frankrijk doet veronderstellen dat het gebruik vrij algemeen was en de herkomst ook bekend was. Ook Vasari verwijst in 1568 al naar de bergen in Duitsland als plaats van herkomst van het beste rode tekenkrijt


fleuron12

Begin 2006 vond ik op internet in een artikel van Alexandra Zvereva over portettekeningen van François Clouet in de collectie van het Musée Condé te Chantilly, de volgende informatie over historische dragers en materialen/ gereedschappen bij het tekenen met krijt:

"L’artiste fabriquait lui-même ses crayons en mélangeant les couleurs réduites en poudre à de la terre glaise, le tout lié par une sorte de colle. En 1583 le professeur de Lyon Pierre Grégoire (écrivait) : « […] peintres font ses crayons de couleur en forme de cylindre, en les modelant sur une dalle de marbre et les mélangeant à de l’huile de foie de morue ou de gomme arabique ou du jus de figue ou du petit-lait. Alors les uns deviennent mous et les autres deviennent durs et griffent le papier ». Pour dessiner le peintre mettait les crayons dans un « matitatoio », un tire-ligne de métal".

"De kunstenaar maakte zijn eigen stiften door kleurpoeder met klei te mengen, het geheel gebonden door een soort lijm. In 1583 schreef Pierre Grégoire (1540-1617), leraar te Lyon: " « […] schilders vervaardigen kleurstiften in de vorm van een cylinder, door ze te modelleren op een marmerplaat onder toevoeging van olie van de kabeljauwlever of arabische gom of vijgenmelk of wei (JdH: bijprodukt bij kaasbereiding). Daardoor worden ze de ene keer net te zacht en de andere keer net te hard en krassen in het papier ». Om te tekenen bevestigde de schilder de stiften in een « vulpotlood », een trekpen van metaal (JdH: vgl. krijthouder)". (Vertalingen: Jaap den Hollander)

alinea


In februari 2012 trof ik in het boek "A study of Richard Symonds. His Italian Notebooks and their Relevance to Seventeenth-Century Painting Techniques" van Mary Beal (uitgave Garland Publishing, Inc. New York & London 1984), op blz. 191 en 192 de volgende tekst over Rood Krijt aan:

Tekst van Mary Beal:

"It is more probable however that he meant black chalk, because in another passage he used the term "red lead" to mean red chalk.(20)
The oldest drawing material was charcoal, frequently employed for cartoons to produce broad, clear lines on a large scale, quickly.  Towards the end of the fifteenth century however, some artists used black chalk instead of charcoal for large  studies, and by the beginning of the sixteenth century this material was in general use.(21)  Black chalk was an earthy substance rich in manganesa, deposits of which were found in  Tuscany according to Cennini (22) and in the hills of France according to Vasari.(23) Like charcoal, black chalk was easily rubbed out, as Borghini remarked, and for this reason it proved  suitable for early compositional studies.(24)
Like black chalk, red chalk gained in popularity only from the end of the fifteenth century. Meder considered Leonardo to be one of the earliest users of red chalk for drawing,(25)  but by the middle of the sixteenth century it had become a familiar medium. Vasari described it as a red stone that could be sawn easily.(23) He added that it was mined in the mountains of
Germany, but there were also deposits in other European countries. (26)  Armenini stressed the importance of choosing red chalk which could be cut to a point without difficulty. This meant
avoiding variaties which were too hard, too soft, or full of  holes ("spugnosa"), which could crumble under pressure on the paper.(12)  Symonds himself noted that Canini chose pieces of  red chalk which "he had by him 3 yeares & ware grown hard".(27)
This was probably because of a clay content of the chalk slowly drying out. Being less friable than charcoal, red chalk was popular for all detailed work, especially nude studies, as
Armenini remarked.(12) Michelangelo's stippled drawings are brilliant examples of the high degree of finish possible in this  medium.(28) Symonds may have had such work in mind when he commented that: "All the old masters, usd (red chalk) as most neat & hardest ... Rafael    Dan. de Volterra, M. Angelo, of  them all, desseynes are seen in Lapia Rosso solo on white papar. Tis difficult, & most polite (meaning polished or highly finished)."(29)   By the word "difficult" in this passage, Symonds may have been referring to the tendency of red chalk
to smudge easily."
Vertaald in het Nederlands:

"Het is echter waarschijnlijker dat hij zwart krijt bedoelde, omdat hij in een andere passage de term "rood lood" in de betekenis van
rood krijt gebruikte. (20)
Het oudste tekenmateriaal was houtskool, vaak toegepast voor de cartons om snel brede, heldere lijnen te produceren opgroot formaat. Tegen het einde van de vijftiende eeuw echter
gebruikten sommige kunstenaars zwart krijt in plaats van houtskool voor grote studies, en aan het begin van de zestiende eeuw was dit
materiaal algemeen in gebruik. (21) Zwart krijt was een aardachtige stof,  rijk aan mangaan, waar afzettingen van werden gevonden in
Toscane volgens Cennini (22) en in de heuvels van Frankrijk volgens Vasari. (23) Net als houtskool, was zwart krijt gemakkelijk
uit te wrijven, zoals Borghini opmerkte, en om die reden bleek het voor vroege compositie studies geschikt te zijn(24).
Net zoals zwart krijt, won rood krijt pas aan populariteit vanaf het einde van de vijftiende eeuw. Meder beschouwde Leonardo
als een van de vroegste gebruikers van rood krijt om te tekenen (25)  maar rond het midden van de zestiende eeuw was het een bekend
medium. Vasari beschreef het als een rode steen die gemakkelijk kon worden gezaagd. (23) Hij voegde eraan toe dat het werd gedolven in de bergen van Duitsland, maar er waren ook vindplaatsen in andere Europese landen.
(26) Armenini benadrukte het belang van het kiezen van rood krijt dat zou kunnen worden aangepunt zonder problemen. Dit betekent
het vermijden van soorten, die te hard of te zacht waren, of vol gaten ("spugnosa") zaten, die onder druk konden afbrokkelen op het
papier. (12) Symonds zelf merkte op dat Canini stukken rood krijt koos, die "hij 3 jaren in bezit had & die hard waren geworden". (27)
Dit was waarschijnlijk door het kleigehalte van het krijt dat langzaam uitdroogde. Omdat het minder brokkelig dan houtskool was, was rood krijt  populair voor al het gedetailleerde werk, vooral naaktstudies, zoals Armenini opmerkte. (12) Michelangelo's gestippelde tekeningen zijn
brilliante voorbeelden van de hoge mate van afwerking die in dit medium mogelijk is. (28) Symonds kan aan dit soort werk hebben gedacht toen hij opmerkte: "Alle oude meesters, gebruikten (rood krijt) als het meest
knappe
en moeilijkste ... Rafael      Dan. de Volterra, M. Angelo, van hen allen, zijn tekeningen te zien in enkel rood krijt op wit papier. Dat is moeilijk, en heel verfijnd (in de zin van gedétailleerd of ver uitgewerkt)." (29)  Het is mogelijk dat Symonds via het
woord 'moeilijk' in deze passage,  heeft willen verwijzen
naar de neiging van roodkrijt om gemakkelijk te vlekken. "

Opvallend is dat in de 16e eeuw Vasari de vindplaats voor het rode krijt, dat in Italië in die tijd en ook later wordt gebruikt, in Duitsland localiseert.  Theley ligt in een bergachtig gebied:  het Saarland.  Het rode krijt kan daar dus zeker vandaan komen.  Mary Beal verwijst ook naar de neiging van rood krijt om gemakkelijk te vlekken.  Ook die eigenschap past bij het rode natuurkrijt of de Rötel uit Theley.
Richard Symonds kan met zijn verwijzing "Tis difficult, & most polite (meaning polished or highly finished)." ook bedoeld hebben dat het tekenen met rood krijt van "amateurs" - zoals hij -  veel vakmanschap vraagt.  Houtskool en in mindere mate zwart krijt laten nog enkele correcties toe. Correcties zijn bij rood krijt nauwelijks mogelijk. Daniele Ricciarelli (c. 1509 – 4 april 1566), beter bekend als Daniele da Volterra, was een Italiaanse manieristische schilder en beeldhouwer.

In de noten bij bovenstaande tekst verwijst Mary Beal naar:
12. Armenini Bk I  ch VII p69.
20. MS Eggerton 1636  f152
21. Meder p. 111
22. Cennini p27
23. Vasari/ Maclehose  p213
24. Borghini p139
25. Meder p122- p124
26. Watrous p94                                  (JCdH: The Craft of Old-Master Drawings, by James Watrous : matita rosa, appiso, red-oaker, crayon rouge, and sanguine)
27. MS Eggerton 1636 f151
28. eg. Michelangelo's "Archers". cf  Popham & Wilde, cat. no 456 fig. 102. Windsor drawing no 1442.
29. MS Eggerton 1636 f155


JCdH: Vasari (Arezzo, 30 juli 1511 - Florence, 27 juni 1574)    (Engelse uitgave van Robert Maclehose p. 212) over tekenmateriaal - o.a.  rood krijt - :

"SKETCHES, DRAWINGS, AND CARTOONS 213
Drawings are made in various materials, that is, either with red chalk, which is a stone coming from the mountains of Germany, soft enough to' be easily sawn and reduced to a fine point suitable for marking on leaves of paper in any way you  wish; or with black chalk that comes from the hills of  France, which is of the same nature as the red.  Other drawings in light and shade are executed on tinted paper which gives a middle shade; the pen marks the outlines,  that is, the contour or profile, and afterwards half-tone or shadow is given with ink mixed with a little water  which produces a delicate tint : further, with a fine brush dipped in white lead mixed with gum, the high lights are added. This method is very pictorial, and best shows  the scheme of colouring. Many work with the pen alone, leaving the paper for the lights, which is difficult but in effect most masterly; and innumerable other methods are practised in drawing, of which it is not needful  to make mention, because all represent the same thing, that is drawing. "

JCdH: Opvallend is dat Vasari drie aspecten noemt van rood krijt:  afkomstig uit de bergen in Duitsland, zacht genoeg om gemakkelijk in stiften te zagen en gemakkelijk van een fijne of scherpe punt te voorzien. Rötel uit Theley is afkomstig uit het Saarland, een bergachtig gebied in Duitsland, de brokken zijn gemakkelijk te zagen in stiften en ze zijn gemakkelijk, met behulp van een rasp, van een scherpe punt te voorzien.

 
fleuron11

1723
Antoine Watteau heeft zijn krijtstiften, sinds zijn komst in het 18e eeuwse Parijs, waarschijnlijk ook op de Pont Neuf gekocht....


Onderstaande tekst komt voor in de Dictionnaire universel de commerce van Jacques Savary des Bruslons, Philémon-Louis Savary, Parijs, 1723
Volume I  (blz 1600 en 1601) - Volume II


marchands de crayons
marchands de crayons _vervolg



KRIJT'Marchands de crayons', noemt men de kleine Handelaren die in Parijs bij de borstweringen van de Pont Neuf te zien zijn. Zij kopen (wit) krijt, (roodbruin) sanguine (krijt), zwart krijt en grafiet (in ruwe vorm) 'en gros' in bij kruideniers (JCdH: incl. drogisten en apothekers) en zij verkopen dat, na het te hebben gezaagd, gepolijst (geschaafd) en aangepunt, per stuk door aan Schilders en Tekenaars,
Zij vervaardigen en stellen ook de verschillende krijtstiften samen, die gebruikt worden om pastelschilderingen te maken, krijtstiften die slechts bestaan uit een pasta van verschillende kleisoorten of kleurstoffen in poedervorm met wat gomwater.  Zie PASTEL.

Deze kleine Handelaren verkopen eveneens Krijt-Houders van koper, passers van hetzelfde metaal, schelpen om kleuren voor het miniatuur - schilderen in te verdunnen, penselen en enkele andere kleine instrumenten die geschikt zijn voor jonge leerlingen die beginnen te tekenen.
CRAYON.  Men noemt ook de kleine kokers, of pijpjes hout die zeven tot acht duim lang
en hol van binnen zijn en gevuld zijn met grafietstift, 'Potloden',  De beste komen uit Engeland vanwege de goede kwaliteit van het grafiet dat uit dat land komt. Die uit Parijs zijn minder goed; de handelaren van Potloden verkopen beide soorten.
KRIJTHOUDER (of PORTE -CRAYON). Klein instrument dat,
als men het wil gebruiken, dient om een (stuk) Krijt bij een uiteinde vast te houden. Er zijn er van zilver, koper en van hoorn; sommige met een klemring, andere zonder. Zie PORTE-CRAYON.
CRAYON.  Zo worden tekeningen en portretten genoemd die met Krijt zijn gemaakt.

CRAYONNER. Een tekening overtrekken of maken met Krijt. Zie PEINTRE & PEINTURE.


Vertaling: Jaap den Hollander

N.B.  De Pont Neuf was in het begin van de 18e eeuw de dichtstbijzijnde brug bij de Académie (Royal) de Peinture et Sculpture (ingang tegenwoordig Rue Bonaparte nr. 14). Het is dus te verwachten dat, gezien de nabijheid van de opleiding, daar "marchands de crayons" aanwezig waren. Een andere reden is dat de Pont Neuf toen en nu in het centrum van Parijs ligt en het Ile de la Cité met de Seine-oevers verbindt.  Jonge leerlingen kunnen in 1783 gerelateerd zijn aan de teken- en schildersopleiding op de ‘Académie Royale de Peinture et de Sculpture'. (JCdH)

alinea


rötelstiften


Reacties en aanvullingen op bovenstaande onderzoeksresultaten of tips voor verder onderzoek zijn van harte welkom. Stuur een e-mailberichtje naar
: jcdh
fleuron48


Contains / containing: red chalk, rood krijttekening, krijttekening, Sanguina, Sanguinas, Sketches, Sketched, Schémas, Croquis, Zeichnungen, Skizzen, dessin, dessiner, Tekening, Schets, Sanguina sobre papel, rood krijt, sanguine chalk, Bergrot, Eisenrot, Rotocker, Rotstein, Rubrica, red chalk drawing, red drawing chalk, crayonnées avec de la sanguine, le crayon rouge, terre rouge, de la pierre d'Italie, sanguine d'Angleterre, la pierre de sanguine, craie rouge, lapis rosso, rode bolus, red bole, terra di Pozzuoli, disegnare, disegni , sanguigna, disegno a sanguigna, sanguine brûlée (reddish-brown chalk), tiza roja, red chalk, gis rojo, sanguine pencil, pierre sanguine, sanguinekrijt, sanguine chalk, sanguine crayon, crayon sanguine, chalk crayon, red crayon, red clay, red chalk sticks, red chalk drawings, sanguine drawings, Red Bole, Bolo Rosso, Terre Bolari, Bolo Color Brunus, Terra Sigillata, Bolo di Boemia, Terra di Lemnos, Bolo Orientale, Argilla Ocrosa, Bolo Armeno, Bolo Armeniacos, Gilders Clay (red bole), lápiz rojo, roodkrijttekening, crayon sanguine ;