|
Tekenen met rood natuurkrijt/ natuurlijk rood krijt (rötelstein, pierre sanguine, natural red chalk) Krijtstiften maken (zagen, rollen, gieten, persen) Met een trekzaag (eigenlijk voor het afzagen van takken en doorzagen van boomstammen) kunnen ook krijtplakken en krijtstiften worden gezaagd uit een rötel klont. Tevoren zijn de tanden van de trekzaag, die norrmaal iets uitstaan, plat geslagen om dunne zaagsnedes te krijgen. Gebruik voor het zagen geen beugelzaagje voor metaal. Zo'n zaagje is na enkele halen al bot. |
NIEUW Op 17 november 2020 is een Nederlandstalige publicatie uitgekomen getiteld " Tekenen met Rood krijt in de tijd van Antoine Watteau ". In deze studie komen diverse aspecten over leven en werken van Watteau aan de orde met het accent op zijn tekentechniek. Watteau's roodkrijt-gebruik wordt aan de hand van diverse praktische en theoretische aandachtspunten onder de loep genomen.Ter gelegenheid van het feit, dat Watteau in 2021 driehonderd jaar geleden is overleden wordt uitgebreid visueel en textueel stilgestaan bij de locaties waar hij heeft geleefd en gewerkt. Vooral de plaats waar hij de laatste maanden van zijn leven heeft doorgebracht wordt onder een vergrootglas gelegd. De digitale versie van deze studie is in PDF-formaat beschikbaar via Google Books. Mocht u een volledig activeerbare digitale PDF-versie (9,85 Mb) willen ontvangen neem dan contact op per email met de auteur (zie mailadres linksboven op deze pagina).
Dubbele stifthouder met een haarscherp gepunt stukje hard natuurkrijt (rötel) dat uit een geselecteerd stukje rötelsteen is gezaagd.
De eigenschappen van deze stift zijn in gebruik vergelijkbaar met een grafietstift HB en geschikt om haarfijne kleine tekeningen te maken.
N.B. Niet uit ieder stuk rötel kunnen deze scherpgepunte stiften worden gezaagd.
Zachte soorten zijn te brokkelig en meer geschikt om in te vegen en te doezelen.
Brokken natuurkrijt (natural red chalk) tot stiften zagen
Juli 2011
Tijdens een bezoek dat mijn vrouw en ik in juli 2011 aan Werner Peter en zijn echtgenote hebben gebracht in Theley heeft hij mij verteld hoe hij de rötelstiften zaagt en slijpt. Hieronder een impressie van wat ik na thuiskomst heb uitgeprobeerd. Van een brok rötelkrijt heb ik een plak van ongeveer 1 cm. dik afgezaagd met een beugelzaag, die geschikt is om in de tuin droog hout te zagen. Met zo'n (grof maar scherp) zaagblad kom je gemakkelijk door een brok krijt heen. Daarna heb ik de plak met dezelfde zaag in platte staven van ongeveer een halve cm. verdeeld en die, door ze nogmaals wat diagonaal te zagen, tot stiften getransformeerd. Deze eerste zaagactiviteit werd uitgevoerd op een houten plankje als ondergrond. Dat bleek echter niet handig te zijn. Het vrijkomende krijtpoeder vermengde zich met houtzaagsel dat ongewild ontstond bij het zagen. Alleen "schoon" krijtpoeder kan worden hergebruikt. Daarom heb ik later een één centimeter dikke staalplaat, met daaronder een marmerplaat, gebruikt om de brokken steen op te leggen bij het zagen. Ook de kranten heb ik dus weggelaten. De zaag raakt door de verhoging de ondergrond niet waarop gezaagd wordt. In de praktijk gaat de zaagsnede, door voortijdig afbreken van de afgezaagde steenplak , bijna nooit zo diep dat er tot op het metaal wordt gezaagd maar uitschieten van de zaag gebeurt wel regelmatig. Deze latere werkwijze leverde het gewenste onvervuilde krijtpoeder ("Mehl") op voor toekomstig hergebruik. Per steen heb ik het vrijkomende fijne poeder afzonderlijk in plastic broodzakjes bewaard.
De zaag in een brok rötelkrijt. Gebruikt wordt een trekzaag voor droog hout. Er wordt op een plankje gewerkt om de onderliggende kranten niet te raken met het zaagblad.
Later is de plank vervangen door een plaat metaal om het poeder dat bij het zagen vrijkomt niet te vervuilen met zaagselresten van hout.
Voor meer stabiliteit bij het zagen is het soms handig één kant van een brok rötel over een platte rasp te halen om een stabiel ligvlak te maken.
De afgezaagde plak rötel.
Het verdelen van de plak rötel in staven. Zorg voor een rustige werkomgeving.
Enkele gezaagde staven rötel in hun ruwe vorm. Het zagen dient met veel concentratie en geduld te gebeuren. Pas op je vingers!!! Van een zijkant (173 gr.) van de getoonde rötelsteen die in drie (ongelijke) plakken wordt gezaagd gaat bijna een derde deel op aan slijpsel (53 gr.). Bij geheel platte plakken die in stiften worden gezaagd is dat verlies aanmerkelijk minder. Door breuk tijdens het zagen gaat ook nog een deel verloren. Wat overblijft zijn stiften met een gevarieerde lengte en dikte. Uiteindelijk leverde dit stuk van 173 gr. rötelsteen ongeveer vier lange stiften op van 8 cm. of meer, vijf stiften van ongeveer 6 cm., en verder elf stiften met lengtes tussen 5 en 2 cm. Alle stiften hebben van elkaar afwijkende vormen, maten en gewichten. Lange stiften zijn zeldzaam en kostbaar. Qua arbeidsuren duurt het met de hand zagen en raspen/ slijpen van een kleine collectie ongeveer drie uur. Een tijdrovende activiteit dus. Gemiddeld levert het zagen van tien stukken rötelkrijt (gebruikmakend van rötelstenen die al getest zijn op hun krijtkwaliteit) ongeveer 33% bruikbare stiften van verschillende lengtes en diktes op. Daarbij zijn ook kleine stiften voor krijthouders meegenomen.
Enkele stiften in hun ruwe vorm. Klik hier voor informatie over het slijpen van deze stiften.
N.B. De hierboven getoonde lange en stevige stiften blijken, na het zagen van een groot aantal brokken rötelkrijt, een éénmalige uitzondering te zijn geweest. Sindsdien heb ik geen dunne stiften van deze lengte meer kunnen zagen. Veel stukken rötel breken voortijdig in kleinere eenheden tijdens het zagen of bij het raspen. Er zijn ook rötelstenen die bij het zagen soms sporen van een geelbruine stof laten zien. Mogelijk is dat ijzeroer of zwavel. Dat verklaart waarschijnlijk waarom rötelkrijt bij het doezelen zo'n oranjebruine tint laat zien. Het poeder dat vrijkomt bij het zagen van de donkere soorten rötelkrijt bevat fijn verdeelde kleipartikels (tot 2020 door mij aangezien voor bitumen) dat regelmatig op breukvlakken zichtbaar is en donker violetbruin van kleur is. Naast fijne kalk en ijzer-/hematietdeeltjes bevat rötelkrijt dus ook zwavel. Soms is het krijt erg ruw en is de korrelgrootte niet fijn genoeg. Een enkele keer is een rötel-brok ook erg korrelig of zelfs keihard terwijl de kleur wel geschikt is. Er zitten dan kwartsdeeltjes in die de steen ongeschikt maken om er tekenstiften uit te halen.
Bitumen werd, volgens Herodotus, in het oude Mesopotamië in de vorm van klonten aardhars uit de rivier de Is gewonnen. Deze rivier voerde deze klonten met zich mee naar de Euphraat. Mogelijk kwamen deze klonten "aardhars" lang geleden ook in het Saarland voor en hebben ze zich met hematietpoeder verbonden tot rötelklonten.
Gele kleur soms zichtbaar bij het slijpen/ zagen van rötelkrijtstiften: zwavel (fosfor) / vgl. ijzeroer
Plak uit voorzorg een pleister over je duimtop als je een krijtstift slijpt op een rasp.
De letters bij de zaagsneden verwijzen naar mogelijke kleur- en hardheidsverschillen binnen één rötelsteen. A heeft betrekking op de schil. B heeft betrekking op de kern. Er wordt meestal gezaagd in de lengterichting van de steen. Vaak zijn er visuele kenmerken aan natuurkrijtstiften die naar hun plaats aan/ in de steen verwijzen. Bij stiften die uit de buitenste schil komen ligt de punt vaak op de rand van het rechte zaagvlak en niet op het uiteinde van de centrale as van de stift. Men streeft naar zo min mogelijk materiaalverlies bij het raspen en aanpunten. De verwachte opbrengst aan stiften van een rötelsteen is vergelijkbaar met het snijden van een aardappel voor de bereiding van patat-frites. Helaas gaat bij een rötelsteen een belangrijk deel van de verwachte opbrengst echter door zaagverlies en breuk verloren.
Deel van de opbrengst aan krijtstiften gezaagd uit één stuk rötelsteen van zeer goede kwaliteit. De steen is in de lengterichting gezaagd in plakken en daarna in stiften. De stiften tekenen soepel op papier zonder poedervorming. Krijtkleur: sanguine portret-bruin. De langste stift is 9 cm. Dat is, gezien de dikte in verhouding tot de lengte van de stift, een niet vaak voorkomend resultaat. Wat niet zichtbaar is op bijgaande foto is het poeder dat vrijkomt bij het zagen. In het geval van deze steen was dat aanzienlijk minder dan het gemiddelde verlies van 66%. De aangepunte delen van de stiften corresponderen met steendelen die aan de buitenzijde van de ruwe rötelsteen hebben gezeten. Daar is vaak al een natuurlijke afschuining. Er ontstaan bij het zagen in de lengterichting van stenen meer langere stiften, maar niet van deze dunne - maar toch stevige - omvang. Vaak is de breuk bij het zagen zo groot dat de stiftlengte bij het zagen en slijpen regelmatig tot kortere formaten leidt.
Het testen op wit papier van net gezaagde en geslepen rötelkrijtstiften. De stiften zijn afkomstig van meerdere stenen.
Per stift wordt een vlakje gearceerd om informatie over kleur en lijnvoering te verkrijgen. Vervolgens worden de stiften (buiten beeld) op kleurweergave geselecteerd.
Rötelpoeder dat na het zagen overblijft.
Snelle schets gemaakt met krijtstift gerold van rötelpasta (poeder dat is vrijgekomen bij het zagen van stiften uit rötelstenen vermengd met water, zonder extra bindmiddel). Krijtkleur is in werkelijkheid Sanguine portret-bruin en warmer dan op de digitale afbeelding.
Zelfportret, 5 augustus 2014 (werkelijk formaat 16,5 x 18,2 cm.)
Hergebruik van krijtpoeder
Met het rötelpoeder dat vrij komt bij het zagen en slijpen kunnen nieuwe krijtstiften worden gemaakt. Ook resten van stiften kunnen, na verpulvering, daarvoor worden hergebruikt. Gerolde stiften zijn wel minder hard dan de gezaagde rötelkrijtstiften. Maak het rötelpoeder aan met water en meng de massa met een paletmes tot een dikke pasta. Het fijnwrijven van de pasta met een loper op een stenen of glazen plaat levert een iets sterkere cohesie van de kleimassa op door de verkleining van de partikels. Natuurkrijt-kleuren als sanguine naturel en sanguine kastanjebruin (sanguine XVIIIe eeuw) hebben van zichzelf een wat "vettige" streek die, bij stiften gerold van gewreven pasta, behouden blijft. Handgerolde stiften verdragen geen grote druk bij het tekenen. Voor sommige tekenaars is dat echter juist prettig om mee te werken. Deze "zachte" stiften bieden bijv. mogelijkheden om sfeervolle tekeningen te maken.
De eerder genoemde "film" zit bij de donkere rötelsoorten ook aan de buitenkant van de handgerolde stiften en dringt snel in de huid door bij het rollen. De handpalm is na het maken van handgerolde rötelpasta-stiften, afhankelijk van de rötelkleur (portret rose, portret bruin, naturel, kastanjebruin, bruinrood en bruin), van lichtbruin tot zwartgrijs door de fijne kleipartikels. Deze fijne kleideeltjes en zwaveldeeltjes vormen een olieachtige substantie in het rötelpoeder, die in aanraking met vocht en warmte uit de rötelpasta naar buiten treedt bij het rollen van stiften.
In alle gevallen dient men na het rollen de handen goed te wassen met water en zeep. Bij stiften die gemaakt zijn van poeder afkomstig van de kleuren sanguine bruinrood (Watteau) en sanguine bruin (Medici) worden de handen extra vuil door een donkergrijze laag. De handwarmte en uitgeoefende druk spelen daarbij een rol. Alle gedroogde gerolde rötelstiften dienen, net als gezaagde rötelstiften, met aluminiumfolie te worden omwikkeld om geen vuile handen te krijgen bij het tekenen met deze stiften.
Drie verschillende tinten handgerolde stiften gemaakt van rötelpoeder. De stiften met een donkergrijzige tint bevatten veel fijne kleideeltjes en mogelijk ook zwavel en zijn steviger dan de beide andere soorten. Het is aan te raden de stiften voor gebruik met aluminiumfolie te omwikkelen. De maximale lengte per stift is ongeveer zes centimeter. De stiften tekenen met een donkerbruine tot roodbruine streek. De buitenkant geeft dus enige informatie over de krijtkleur op papier.
Schone handen
Herhaaldelijk wassen met water en zeep, liefst speciale zeep met harde korrels, die ook in garages wordt gebruikt, helpt om weer schone handen te krijgen na het zagen en na het rollen van stiften uit poeder dat vrijkomt bij het zagen. Mogelijk gaat de afgevende laag gemakkelijk van de handen af met een beetje margarine (zoals bij teervlekken aan voeten op het strand). De oranjebruine kleur (zwavel, hematiet) is met moeite van de huid te verwijderen. Kleding met rötelvlekken dient men in koud water voor te weken alvorens het bij veertig graden te wassen.
Uitdrogen van krijt
In de praktijk blijkt dat o.a. rötelstenen met de kleur "sanguine naturel" na verloop van tijd kunnen uitdrogen. Deze stenen hebben een nogal brokkelige buitenkant waardoor het (verdampings) oppervlak extra groot is. Bij het oppakken van sommige stenen kunnen ze spontaan uit elkaar vallen en is de steen waardeloos geworden als bron voor het maken van krijtstiften. Bij het bewaren van rötelstenen dienen ze dus goed ingepakt te worden en tegen uitdroging te worden beschermd. De oude verhalen over uitdrogen van krijtstiften kunnen dus kloppen. Bewaren in een niet te warme en niet te droge omgeving, bijv. een kelder, is dus aan te bevelen.
Gedeeltelijk (in)zagen en daarna (door)snijden om een steen te splijten of plakken te maken
Maak, afhankelijk van het oppervlak van rötelsteen deze eerst wat vlak door de steen over een rasp te halen. Maak daarna een zaagsnede met een getande zaag (trekzaag) of met de geribbelde rand van een dunne vijl. Ga daarna verder met de trekzaag. Bij niet al te bolle en wat zachtere stenen kan men de steen splijten door in de zaagsnede/gleuf met de scherpe punt van een dun mes (bijv. een schoenmakersmes of uitschuifbaar Stanleymes) verder te gaan. De steen splijt, mits deze een geschikte dichtheid/ hardheid voor snijden bezit. De gespleten delen blijven meestal redelijk heel. De begrippen "zagen" en "snijden" zijn dus beide aan de orde bij het maken van krijtstiften uit stukken rötel.
Zagen gaat vooraf aan "snijden"
Als een steen met een trekzaag in plakken is gezaagd en dan kunnen stiften uit "zachte" plakken worden "gesneden", eigenlijk geschraapt, met een puntig mes. De plakken rötelsteen splijten iets eerder en met een hoger /breder breukvlak dan bij zagen en hebben minder te lijden onder de trillingen tijdens het zagen. Juist die trillingen hebben vaak breuk tot gevolg. Dat nadeel is ook een voordeel: de minst breekbare stukken krijt blijven over. De aanwijzing in oude teksten om voorzichtig wiegend te zagen dient om de trillingen en dus breuk te voorkomen. Ook het verlies van rötelpoeder wordt tijdens het snijden tot stiften enigzins beperkt.
Hergebruik van rood krijt poeder (zonder zwavel en fijne kleideeltjes) om er krijtstiften van te maken
Een andere manier van stiften maken. Neem roodkrijtpoeder dat vrij komt bij bijv. het zagen van een stuk Terra di Pozzuoli of rood krijt (poeder) uit Roussillon. Meng dat met een liefst rode, smeuïge "vette" kleisoort die een sterke cohesie bezit en wat gedestileerd water. Wrijf het mengsel zo fijn mogelijk op een glasplaat met een glazen loper tot een gladde pasta. Maak dan van de pasta een plakje. Laat het plakje daarna indrogen totdat de pasta rolbaar is tot stiften. De stiften op de foto hebben een diameter van 3 à 5 mm.
Neem wat pasta die bijna droog is en rol daarvan een stift tussen beide handpalmen. Laat de stift uit de zon een etmaal drogen. De handpalmen worden hierbij nauwelijks verontreinigd.
N.B. Bovenstaande foto's dienen ter illustratie van het proces om pigment te maken uit hematiet-houdend gesteente. De kleuren verschillen per situatie.
Krijtstiften uit langdurig fijngewreven, hematiethoudend poeder met wat water (pigmentpasta) zonder gom of een ander bindmiddel
Hoe kleiner de korrel, des te sterker de onderlinge hechting.
Pigment maken uit (homogeen) donkerrood gekleurde stenen (die vergruizeld kunnen worden): Create pigment from homogeneously darkred colored stones (that can be crushed): 1. Gekleurd mineraal (bijv. 'hematietsteen') over ruwe slijpsteen (bijv. een zeer harde baksteen) halen/ slijpen om poeder te maken of twee schuurbare mineraalstenen met de afgevlakte kant tegen elkaar aan schuren. In het laatste geval komt er geen slijpsel vrij van de slijpsteen waardoor het pigment minder andere stoffen bevat, dit alles in plaats van vergruizelen of stoten in een metalen kuipje/ bakje met verhoogde zijkanten. Als alternatief kan ook een koperen of bronzen vijzel met bronzen stamper worden gebruikt. Het slijpen op een slijpsteen kan ook nat gebeuren, met water. Bij gebrek aan water kunnen ook plantenbladeren die veel vocht bevatten (weegbree in oude medische recepten) worden gebruikt. Nat slijpen is handig bij winderig weer of tocht. 1. Collect colored mineral (eg 'hematite stone') over rough grindstone (eg a very hard brick) / grind to make powder or rub two sandable mineral stones together with the flattened side. In the latter case, no sharpening is released from the sharpening stone, as a result of which the pigment contains fewer other substances, all this instead of shattering or bumping into a metal tub / tray with raised sides. Alternatively, a copper or bronze mortar with a bronze pestle can also be used. The grinding on a grindstone can also be done wet, with water. In the absence of water, plant leaves that contain a lot of moisture (plantain in old medical prescriptions) can also be used. Wet grinding is useful in windy weather or drafts. 2. Poeder uit eerste actie in porseleinen of glazen mortier of vijzel doen en poeder net zolang fijnmalen met porseleinen stamper tot er geen schurend geluid meer hoorbaar is. Dit kan ook nat gebeuren met (schoon) gedestilleerd water.
Gebruik de porseleinen mortier niet voor het vergruizelen van kleurstenen. Poederresten aan de wand en op de bodem, bij droog malen, met Lyonse kwast losmaken.
2.Powder from first action in porcelain or glass mortar or mortar and grind powder as long as porcelain pestle until no abrasive sound is audible. This can also be done wet with (clean) distilled water. Do not use the porcelain mortar for crushing colored stones. Remove powder residues on the wall and on the bottom, with dry grinding, with Lyonse brush. 3. Giet het resultaat uit op een glazen of porfieren plaat, voeg wat gedestilleerd water toe en wrijf met een glazen ot hardstenen loper net zolang tot er geen schurend geluid meer hoorbaar is. Eventueel tussentijds extra water toevoegen voor betere verdeling en wrijving. Vergeet niet ook regelmatig de pasta toe te voegen die aan de zijkant van de loper zit. Vaak zitten daar nog ongemalen deeltjes. Gebruik voor dat toevoegen een paletmes of spatel. Bij poeder van hematiet houdende stenen uit Puissaye bleek er, net als bij rötel, kortstondig een oliefilm te verschijnen bij toevoeging van water. 3.Pour the result on a glass or porphyry plate, add some distilled water and rub with a glass or hard stone runner until no more grating noise is heard. Add extra water if necessary for better distribution and friction. Do not forget to regularly add the pasta that is on the side of the runner. Often there are still unground particles. Use a palette knife or spatula for adding. With powder of hematite-containing stones from Puissaye, an oil film appeared to appear briefly, as with rötel, with the addition of water. 4. Eventueel plantenresten verwijderen door zeven van het poeder. Poeder laten drogen en bewaren of....
4.If necessary, remove plant remains by sieving. Allow powder to dry and store or ...
5. Desgewenst poeder in water dispenseren (in een glazen bakje) en zwevende deeltjes overgieten in een ander bakje en na bezinking door decantatie en centrifuge op geglazuurd plat bord de pigmentdeeltjes scheiden. 5.If required, dispense powder into water (in a glass container) and transfer floating particles into another container and after sedimentation by decantation and centrifuge on glazed flat plate separate the pigment particles. 6. Fijnste bezinksel afzonderen, laten drogen en gebruiken voor krijtstiften (zonder gom) of voor aquarelverf. 6.Separate the finest sediment, allow it to dry and use it for chalk pens (without gum) or for water color paint. (Toegevoegd: 26 juni 2018)
Het lijkt erop dat er voldoende onderlinge cohesie bestaat tussen de pigmentdeeltjes afkomstig van schisteus hematiet om met wat water een krijtstift te kunnen vormen zonder gom als bindmiddel.
Deze keuze komt voort uit de jaren geleden uitgevoerde proef met heel fijne uitgewassen "zwevende" pigmentkorrels (tussen de zandkorrels) van de "Terre Rouge" uit Gavaudun in de Lot.
Hoe kleiner de deeltjes des te beter worden de openingen tussen de pigmentdeeltjes opvuld waardoor er meer hechtingsoppervlak wordt benut.
Het is opvallend dat de gewreven pigmentmassa, afkomstig van schisteus hematiet, bij spoelen en decanteren nauwelijks zwevende deeltjes te zien geeft.
Bij toevoeging van wat water aan de poedermassa komt dezelfde olie-achtige film tevoorschijn als bij hergebruikt Rötelkrijtpoeder.
Blijkbaar bevat ook de donkere, schijnbaar verbrande, bovenlaag van het stuk schisteus hematiet een olie-achtig bindmiddel van nature.
Het landurige fijnwrijven van de pigmentdeeltjes levert in tegenstelling tot wat door mij werd verwacht helaas geen grotere variatie in de partikelvorming op.
Bij een proef met een set met vier zeefjes was het opvallend dat droge grotere poederdeeltjes hoofdzakelijk in de bovenste twee grove zeefjes achterbleven en de onderste twee fijnmazige zeefjes en het bodembakje met moeite gevuld raakten.
De onderste twee bakjes leverden met pasta van de kleinste deeltjes krijt met net voldoende cohesie op om mee te tekenen.
De hardheid van een krijtstift, gemaakt van het gemalen poeder ("de hematiet suiker"), was, vergeleken met een natuurkrijtstift, minder hard. Bij iets meer druk treedt snel verpulvering op.
Toch tekent een krijtstift zonder gom op ongeprepareerd papier soepeler dan met wat gom. Ook de keuze voor rollen of snijden van staaafjes is van belang.
Bij rollen wordt er op willekeurige plaatsen druk uitgeoefend op de krijtmassa, wat de gelijkmatige binding mogelijk kan beïnvloeden.
Bij gieten in een plak op een glasplaat - en vóór uitharding de plak in stiften snijden - of gieten in sleuven wordt de krijtmassa niet onder druk gezet en kan er gelijkmatige droging plaats vinden.
Mogelijk hechten de krijtdeeltjes zich bij gieten en indrogen op een natuurlijke wijze aan elkaar (vgl. de ligging en aanhechting van papiervezels van lompenpulp op een schepraam).
Het drogen dient gelijkmatig plaats te vinden. Desondanks bestaat de mogelijkheid op barsten in een krijtstangetje door verschillen in oppervlaktespanning.
Wil men toch met gom werken en stiften rollen dan is een dosering van ongeveer 10 druppels vloeibare gom op 135 ml. gedestilleerd water het maximum.
Bij meer gom is de buitenzijde van een krijtstift harder dan de binnenkant.
Krijtstiften maken van de ijzeroer (ijzerhydroxide) laag aan de buitenkant van matbruine grind stenen.
Neem een hardgebakken baksteen en slijp de buitenkant van de matbruine grind stenen af tot de harde kern is bereikt. Doe dat aan meerdere kanten van dezelfde steen.
Vang het bruine poeder op en wrijf dat met een (glazen) loper en wat water op een marmerplaat net zolang tot er een fijne pasta (vergelijkbaar met tandpasta) ontstaat.
Voeg geen gom toe. Schraap de pasta naar een centrale plek op de marmerplaat en laat die voldoende indrogen (vgl. stopverf) om er een staafje van te rollen.
Schraap de achtergebleven pasta in droge vorm er romheen bij elkaar met een plamuurmes. Bewaar het droge poeder op een hoopje.
Dat er wat marmerpoeder door het ijzeroerpoeder zit is geen bezwaar. Neem dan wat van de smeuïge massa in het centrum en rol die tussen twee handen tot krijtstiften.
Houd wat fijngemalen droog poeder achter de hand om de juiste consistentie te bereiken bij het rollen. Zorg bij het rollen dat beide stift uiteinden puntig zijn.
Die punten zijn van belang voor het aanbrengen van fijne details en dunne lijnen bij het tekenen.
Rond 1630 zie je aan de typische bruine kleur in een aantal krijttekeningen van Rembrandt dat hij mogelijk van ijzeroer-houdend krijt gebruik heeft gemaakt.
Zelf krijtstiften maken van oker- en omberkleurige klei (april 2015)
In de natuur komen allerlei oker- en omberkleurige kleisoorten voor die geschikt zijn om zelf krijtstiften van te maken.
Na een verzoek van een collega om hem te helpen aan "kaneelkleurig" tekenkrijt heb ik bovenstaande collectie krijtstiften aangemaakt.
Voor deze collectie is het uitgangspunt geweest om gerolde krijtstiften uit natuurlijke materialen te ontwikkelen. De proeven zijn gedaan met Romeinse gele oker (heeft een natuurlijke binding door de reeds aanwezige klei), gele oker uit Puisaye en St. Georges sur la Prée (Bourgondië) beide met en zonder toegevoegd bindmiddel, omber naturel, Hollandse rivierklei (grijzig) (puur en met wat omber) en bruingele okers in vele gradaties met eigen binding en vermenging van deze soorten.
Eerst zijn de droge kleibrokjes verpulverd in een porseleinen vijzel met een stamper, zonder toevoeging van water. Het lijkt mij overbodig te vermelden dat de te gebruiken klei tevoren ontdaan moet zijn van elke natuurlijke verontreiniging en van zandkorrels. Om alsnog zandkorrels (kwarts) uit het kleipoeder te halen kan een heel fijn zeefje goede diensten bewezen.
Het zeven op partikelgrootte en ontdoen van zandkorrels
De gele oker was in twee vormen beschikbaar: als okersteen en als okerpoeder
Daarna is het kleipoeder, vermengd met wat gedestilleerd water, met behulp van een glazen loper fijngewreven op een vlakke stenen plaat. Eventuele verdwaalde zandkorrels zijn daarbij uit den boze en vernielen de onderzijde van de glazen loper. Zonodig is een minieme hoeveelheid aquarelvloeistof die tragantgom bevat (zie elders op deze website) aan de kleimassa toegevoegd voor de gewenste bindkracht. Soms is de natuurlijke binding te gering. De krijtstiften breken dan te gemakkelijk of er is teveel poedervorming bij het tekenen. Bij teveel bindmiddel (te harde krijtjes die nauwelijks sporen achterlaten op papier) dient men de actie te herhalen met toevoeging van extra kleipoeder.
Wrijven op stenen plaat
Steen uit de Egyptische woestijn als grondstof
Gewreven massa
De kleimassa verdeeld over kleine porties
De gerolde, nog niet gedroogde, te zachte stift
Opnieuw verpulverd en wat bindmiddel toegevoegd
N.B. In bovenstaande voorbeelden is gebruik gemaakt van grondstoffen die een roodbruine krijtkleur opleveren.
Na het rollen met de hand, op een vlakke stenen plaat, van een kleiklontje dat precies de juiste consistentie bezit (proefondervindelijk vast te stellen) is het stiftje aan de uiteinden ook nog in elkaar gedrukt om de binding van de kleideeltjes te maximaliseren. Te lang rollen levert in het inwendige van de pijpjes een holle kern op. Die dient te worden vermeden. De zo gemaakte krijtjes dienen, afhankelijk van hun dikte, een etmaal te drogen/ uit te harden. Het verzamelen van kleimonsters op allerlei plekken, o.a. tijdens buitenlandse reizen, levert dus verrassende mogelijkheden op. In tegenstelling tot pastelkrijt is aan deze zelfgemaakte krijtjes geen (witte) pijpaarde toegevoegd.
N.B. Pigmenten als gebrande Sienna en bruine oker, bezitten net als Romeinse gele oker, een natuurlijke binding. Die pigmenten leveren, na vermenging met wat water en rollen van klontjes bijna ingedroogde kleipasta, prettig tekende krijtstiften op. Bij de door mij gebruikte gebrande Sienna (pigment gekocht voor 1970) is buiten de de getrokken lijnen geen poedervorming te bespeuren.
Van okerkleurige "vette" klei tot donker tekenende krijtstift (juni 2015)
In Zuid-Frankrijk (VAR) komt oker in allerlei kleurgradaties en vormen in de natuur voor. Met een kleine hoeveelheid, klei-achtige en kleur afgevende oker uit de omgeving van Entrecasteaux is een experiment uitgevoerd.
Het verzamelenvan bruin-gele oker met een oranje gloed, gewonnen door schrapen van iets vochtige klei na een regenperiode klei uit kieren in een rotswand in bebost gebied in de omgeving van Entrecasteaux (VAR).
Het fijne vochtige okerpoeder hecht lang, ook in gedroogde toestand aan de huid en is pas na goed afspoelen te verwijderen. De volgende fase bestaat uit het spoelen van de kleikorrels in een kom met regenwater. De kleideeltjes, die zweven in het water, worden uit de kleisoep afgegoten in een soepkom. Over die soepkom is tevoren losjes een oude nylonkous gespannen. Daardoor kunnen grove delen en ongerechtigheden uitgezeefd worden. De fijnste deeltjes in de vloeibare soepkom-inhoud wordt, na verwijdering van de nylonkous, voorzichtig afgeschonken op een drietal platte etensborden om te drogen. De zwaardere delen, die achterbleven in de soepkom, worden op een oude krant of stuk keukenrolpapier uitgestort. Het wat "zanderige" residu bezit wel de mooie oranje-bruine gloed die kenmerkend is voor de klei in de rotskieren maar niet de consistentie en bindkracht om er krijtstiften van te maken.
Op het bord met de twee stiften zijn, met de wijzers van de klok mee, een oude nylonkous, een zakje met wat gedroogde schilfers (zie voorgaande foto) en een zakje met oranjebruin "zanderig" residu te zien.
In de grote zak op het bord zitten steentjes die uit de "soep" te voorschijn zijn gekomen. Opvallend is dat de steentjes witte ribbels bezitten die verwijzen naar harde witte kalk (calciet). Veel bodemlagen in de VAR lijken op sediment dat uit op elkaar liggende calciet- en kalksteenresten bestaat, vermengd met klei. De rosédruif in de wijngaarden gedijt daar prima op. Ook zijn er veel stenen te vinden die "geloogd" zijn waardoor er een draderig of pokdalig skelet achterblijft. Het gebied rondom de klei-vindplaats, waar nu wijngaarden liggen, lijkt op oude waterbassins waar de natuurkrachten vrij spel hadden, naast vulkanisme, geplooide en omhooggestuwde gesteentenlagen en waterstromen vanaf de Alpes Maritimes.
De fijne kleideeltjes/ pigmentpartikels op de borden tonen door hun trage droging, oppervlakteglans en sterke hechting aan de randen van het gladde etensbord aan dat ze een sterke binding bezitten om krijtstiften van te rollen. De dunne kleifilm droogt markant op (zie bord met kleikrullen). Uiteindelijk wordt uit de hoeveelheid gedroogde, nog net iets vochtige, fijnste klei op één bord een tweetal krijtstiften gerold. De fijne vochtige kleipasta blijft echter lang plakkerig. De kleideeltjes zijn zo fijn dat ze verdamping van water belemmeren. Om de droging te bevorderen is rollen van bijna droge pasta tot een stift in wat kleipoeder aan te raden (vgl. paneren). De klei blijft dan minder aan de vingers kleven. De stiften geven na droging en enige druk een lichtgele okerkleur af op gevergeerd papier. Wat meer druk levert een iets donkerder tint op. De stiften geven bij het vasthouden geen kleurstof af aan de handen. De stiften die met het fijnste bezinksel zijn gemaakt zijn helaas hard, en gedragen zich in het gebruik alsof er op glad papier wordt getekend en het krijt niet wil pakken. Ruwer papier lost dit probleem niet goed op. Wat tijdelijk helpt is de stiftpunt op te ruwen op een schuurplankje. Probleem is wel dat door de sterke druk die nodig is om contrast op te roepen de papierporiën dicht lopen waardoor het contrast automatisch terugloopt. Wellicht kan het helpen om het papier-oppervlak voor het tekenen ruwer te maken (puimsteenpoeder, grijswitte as van verkoolde kippenbotjes of een papierpreparatie met bijv. chinees wit). Met wat poedersuiker en water is een laagje lichte oker op papier aangebracht om de wrijvingsweerstand te vergroten. Dat hielp helaas echter ook nauwelijks. Bij deze proef is pigmentpoeder verkregen zonder loper en wrijfplaat, door twee platte lichte okerstenen tegen elkaar aan te schuren en daar het poeder van op te vangen.
De fijnste okerdeeltjes bezitten na verhitting gelukkig een bruine kleur en zijn gerold tot krijtstift redelijk geschikt om mee te tekenen. Prettig is dat stiften van fijne kleideeltjes bij het gebruik niet afgeven aan de handen en geen poedervorming laten zien bij het tekenen.
Jammer is het dat de uitgezeefde iets grotere oker-/kleideeltjes, die krijt van meer korrelachtige en dus schurende aard zouden kunnen opleveren en een speciale oranjebruine kleur bezitten, een slechte cohesie bezitten. Wat toegevoegde aquarelvloeistof die tragantgom bevat (zie elders op deze website) kan misschien voor een betere binding zorgen. E.e.a. moet nog verder onderzocht worden. (juli 2015)
Gezaagde krijtstiften uit stukken Rode Bolus (2003)
De door mij aangeschafte Rode Bolus (in stukken) bleek bij het tekenen verschillende hardheden te bezitten. Mijn voorkeur gaat uit naar de hardste stukken. Met een (oud) ijzerzaagje is het mogelijk carrévormige staafjes te zagen uit geschikte bolusbrokken. Het zaagje slijt wel erg snel tijdens het zagen. Bij het zagen treedt ook veel materiaalverlies op. Gezaagde stiften waren vroeger duur vanwege het werk en de benodigde grondstof.
Het gebruik van gezaagde krijtstiften en gerolde rode kleistiften is praktisch gelijktijdig aan de orde. Dit zal worden veroorzaakt door het vele poeder en restmateriaal dat bij het zagen ontstaat. Met wat water kan van het afvalmateriaal kleipasta worden gemaakt. Die kan weer worden gebruikt om stiften van te rollen.
Cennino Cennini over sinoper of sinopia
Hierna enkele fragmenten uit de vertaling van Daniel V. Thompson, Jr. van "Il libro dell'arte" :
".........
On the Character of the Red Color Called Sinoper
Chapter XXXVIII
A natural color known as sinoper, or porphyry, is red; and this color is lean and dry in character. It stands working up well; for the more it is worked up, the finer it becomes. It is good for use on panel or anconas, or on the wall, in fresco or in secco. And I will explain this "fresco" and "secco" to you when we discuss working on the wall. And let this do for the first red.
How to Make the Red Called Cinabrese, for Doing Flesh on the Wall; and About its Character
Chapter XXXVIIII
A color known as light cinabrese is red, and as far as I know this color is not used anywhere but in Florence; and it is very perfect for doing flesh, or making the flesh colors of figures on a wall; and use it in fresco. This color is made of the handsomest and lightest sinoper obtainable;[31] and it is mixed and worked up with lime white;[32] and this white is made from very white and well-purified lime. And when these two colors are well worked up together, that is, the two parts [p. 23] cinabrese[33] and the third lime white, make little cakes of it, like halves of nuts, and let them dry. Whenever you need some, take what you think fit; for this color does you great credit in painting countenances, hands, and nudes on the wall, as I have said. And you can make handsome costumes with it sometimes, which, on the wall, will seem to be vermilion.[34]
............"
Daniel V. Thompson, Jr. verwijst in zijn noten bij zijn vertaling van het boek van Cennino Cennini naar rode oker: "Sinopia is a reddish-brown ochre-like earth color pigment used in traditional oil painting. It is used for the cartoon or underpainting for a fresco. It is composed of iron oxides, from a kind of clay or quartz called sinople.
Sinopia was written about by Cennino Cennini in "Il libro dell'arte" in the 15th century and described as, "A natural color known as sinoper, or porphyry, is red; and this color is lean and dry in character. It stands working up well; for the more it is worked up, the finer it becomes. It is good for use on panel or anconas, or on the wall, in fresco or in secco..." Cennini follows this discussion with a look at a special kind of sinopia used in Florence for painting flesh colors. (Wikipedia) "
Zie voor het rollen van krijtstiften van krijtdeeg, met rijstewater als bindmiddel, bijgaande tekst
1652
Gegoten krijtstiften in kalksteen
Krijtstiften maken volgens een oud recept uit 1652:
"How to make Artificiall Pastiles to draw with all.
Take a great Chalk-ftone, and make deep furrows, or holes in them, two or three inches long, and fo wide that you may lay in each a quill, then take white Chalk, ground(?) very fine(?), temper it with oyl of(?) wort (Ned.: moutpap), and a little new milk, and .. make pap there of, then poure it into the furrows of Chalk, and in a fhort time you may take them out and roul them up, or let them lye in them till they are quite dry, and then take them and fcrape them into a handfom form; you may temper lake(?) with burnt Alablafter for a red, and fo for others; having regard to fome colours that will binde over-hard, wich muft have a little water put to them in their grinding."
Noot JCdH: De kalksteen zorgt in dit geval er voor dat er snel vocht wordt onttrokken aan de krijtpasta om o.a. het droogproces te bespoedigen. De diepe gleuven met een lengte van twee à drie inches (5 tot 7,5 cm) dienen aan het oppervlak van een blokvormig stuk kalksteen te worden aangebracht. De krijtpasta hecht nauwelijks aan de kalksteen.
Januari 2011. Van links naar rechts: Stuk kalksteen met gereedschappen (metalen strip om langs te schrapen en een schroevendraaier) om een gleuf te maken en een ganzenveer om de diepte en breedte van de gleuf te controleren. Rode oker pasta (in porseleinen vijzel fijn gemalen rode oker poeder van Solargil, evenveel rode pottenbakkersklei uit de omgeving van de rivier de Authie - op de grens van Noord-Frankrijk en Picardië - voor de cohesie en water) wordt in de gleuf gegoten en daarna wordt de rode oker pasta gladgestreken. Tijdens het drogen van de pasta in de gleuf komt de gedroogde massa in het midden na enige tijd enkele millimeters omhoog en komt zo los uit de gleuf. Het lijkt erop dat de okerpasta tijdens het indrogen (door warmte ontwikkeling?) uitzet in de lengterichting. Na een uur of vijf is de stift al zo hard dat deze uit de gleuf kan worden gehaald. De stift moet dan nog wel een uur of twaalf drogen. Na droging kan de stift dan worden worden ontdaan van gietranden en verder worden gemodelleerd.
Franse Bolussoorten in de 17e & 18e eeuw
Vindplaatsen, kleuren en verschijningsvormen
Portret van Pierre Pomet (1658-1699)
Franse apotheker en hofleverancier van Lodewijk de XIVe
__________________________
Pierre Pomet, A. incisore Le Clerc,
Histoire générale des drogues, Paris 1694. livre cinquiéme,, p. 113
Comme ces sortes de bols coûtent beaucoup à faire venir de Blois ou de Saumur icy, nous préferons celuy de Baville & d'autres endroits d'autour Paris, en ce que les paysans qui nous les apportent le donnent à beaucoup meilleur marché que # ue nous faisons venir. Toutes sortes de bols, pourestre de la bonne qualité, il faut qu'il soit doux au manier, non graveleux, luisant & fort astringens, c'est à-dire qu'en les approchant de la langue ou des levres on ait de la peine à les en retirer, toutes les sortes de bols ont beaucoup d'usage à cause qu'ils sont fort astringens, ceux qui tirent le bol des carrieres le lavent pour en separer le gravier, ensuite en font une paste dont ils forment des bastons plats de la grosseur & longueur du doigt, & qui est ce que nous appellons broüillamini ou bol en bille.__________________________
.......Aangezien het duur is deze bolus soorten uit Blois of Saumur hier te laten komen, geven wij de voorkeur aan die uit Baville en andere plaatsen rondom Parijs, vanwege het feit dat de boeren die ze ons brengen dat voor een veel lagere prijs doen dan dat wij ze laten komen. Alle soorten bolus, moeten van goede kwaliteit zijn, het moet zacht aan de handen zijn, niet zanderig, glanzend en sterk samentrekkend, dat wil zeggen dat men bij het aanraken van de tong of lippen er moeite mee heeft het te verwijderen, allerlei soorten bolussen worden vaak gebruikt wegens hun samentrekkende werking, diegenen die de klei [bolus] halen uit de steengroeven wassen deze om er de korrelige delen van te scheiden, maken er vervolgens een [stevige] pasta van waarvan ze platte strips [vierkante staafjes] ter grootte en lengte van een vinger vormen, wat wij "Broüillamini" (wanorde/ verwarring) of "Bol en bille" (klei-knikker) noemen.Jacques Savary des Bruslons e.a.: Dictionnaire universel de commerce, d'histoire naturelle et des drogues, Paris, 1759, Volume 1, p. 371
Citaat naar Pomet:
"Les Bols, dit-il, dont on se sert à Paris, viennent de Blois, de Saumur, & de Bourgogne. Il y en a de plusieurs couleurs, surtout de gris, de rouge , & de jaune. Ce dernier est le plus estimé, & le plus d'usage parmi les Doreurs. Le Bol qu'on tire de Bâville, & d'autres endroits d'autour de Paris, coûte moins, & sur ce pied est d'un plus grand débit. Tous ces Bols , pour être de bonne qualité , doivent être doux , luisans & astringens; c'est-à-dire, que mis sur les lévres, ou sur la langue, ils ayent peine à s'en séparer. Il y a une autre sorte de Bol, qu'on nomme Bol en bille, ou Broüillamini ; c'est un Bol lavé au sortir des carrieres, pour en séparer le gravier, & réduit en pâte, dont on forme des billes, ou morceaux plats , de la grosseur, & longueur du doigt."
"De Bolussoorten, zei hij, die worden gebruikt in Parijs, komen uit Blois, Saumur en Bourgondië. Er zijn verschillende kleuren, vooral grijs, rood, & geel. Deze laatste is de meest gewaardeerde en vooral in gebruik bij de vergulders. De Bolus die uit Bâville, en andere plaatsen rond Parijs komt, is goedkoper, en om die reden is er een groter aanbod. Al deze Bolussoorten dienen, mits van goede kwaliteit, zacht, samentrekkend en glanzend te zijn, dat wil zeggen, dat ze aangebracht op de lippen of op de tong, nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Er is een ander soort bolus die men "Bole en bille" of "Broüillamini" (verwarring) noemt, het is een Bolus uit afval van steengroeves, gewassen om er de korrelige delen van te scheiden, en gereduceerd tot pasta, waarvan men knikkers of plakjes maakt ter grootte en lengte van een vinger."
Op de linkerhelft van de foto: Terra rossa di Pozzuoli (in gedroogde pastavorm en gerolde vorm). Als grondstof is pigmentpoeder van
Kremer gebruikt.
Op de rechterhelft van de foto liggen enkele stukken rode bolus in vaste vorm (ook van
Kremer) Bij nadere beschouwing (klik op
foto voor groter formaat) blijkt Terra rossa
di Pozzuoli veel dieper rood van kleur te
zijn dan de rode bolus.
Als krijt zijn beide bolussoorten echter
nogal zacht en ongeschikt voor het
trekken van dunne en scherpe lijnen
maar kunnen wel gebruikt worden voor
tekeningen op groot formaat.
JdH:
De kostprijs van de bolus speelde in de 17e eeuw blijkbaar een belangrijke rol. Door alle bewerkingen is dat ook niet onlogisch. Blois en Saumur liggen beide aan de Loire, ten zuid-westen van Parijs op resp. op 194 en 253 km.. Bâville (anno 2017: Parc de Baville, Saint-Chéron) ligt op 45 km. van Parijs. Ten noorden van Parijs liggen stadjes en dorpen aan rivieren waar (ook anno 2017) veel pottenbakkerijen actief zijn. (vgl. de rivier Oise: o.a. "Pieces en Grès")
Bourgondië ligt veel zuidelijker, op zeker 315 km van Parijs.
Knikkers van bolus(klei) waren mogelijk speelgoed voor kinderen. Vooral klei met een grote cohesie leent zich goed voor het maken van knikkers.
Stiften van grijze bolus waren waarschijnlijk in gebruik als voorlopers van aluin (bloedstelpende werking).
Rode bolus werd misschien zelfs als lippenstift gebruikt gezien de opsomming van kwaliteitskenmerken.
Gele bolus werd in de 17e eeuw als ondergrond voor bladgoud door vergulders gebruikt. Denk daarbij aan toepassingen als wandornamenten, meubelen, schilderijlijsten en ikonen.
Rode bolus geeft als polimentlaag het bladgoud een warmere uitstraling. Gele bolus is geschikt om kleine beschadigingen minder op te laten vallen. Nadat alle te vergulden delen in de rode bolus zijn gezet, wordt vaak op de hoger gelegen reliefdelen wat gele bolus aangebracht.
1743 (en later)
Toch laten de ragdunne lijnen en arceringen met rood krijt (rode bolus? red chalk?) op papier, zoals die op oude tekeningen te zien zijn, mij niet los. Oude meesters hadden of engelengeduld of werkten met ander materiaal/ gereedschap of pasten technieken toe die we niet meer kennen. Misschien hadden ze ook wel gewoon een hele reeks scherp aangepunte stiften klaar liggen voor direkt gebruik. (Conté brengt niet voor niets doosjes met meerdere potloden/ carrées in de handel). Het eerder aangehaalde tekstfragment van Goeree uit 1670 over tekenaars in Parijs lijkt de werkwijze waarbij uit een groot aantal scherp gepunte en identiek gekleurde krijtstiften kan worden geput te bevestigen. Of dit ook geldt voor de periode voor 1670 is mij niet bekend.
Bijgaande afbeelding uit de Encyclopedie van Diderot laat zien hoe pastelkrijt in de 18e eeuw werd vervaardigd. Op de marmerplaat liggen links drie (handgerolde) stiftvormige krijtjes die aan beide uiteinden spits toelopen. Erboven is een volle krijtjesdoos afgebeeld.
1761
Fragmenten uit het boek van Johann Samuel Halle, Werkftäte der heufigen Künfte oder die neue Kunfthiftorie, Brandenburg und Leipzig, bey Johann Wendelin Halle und Johan Samuel Halle, 1761. pp. 290, 291, 292
......Man schärfet die Spizzen dieser Kolen und andrer Reisgriffel auf eine Feile;.......
.......Die feine weiffe Kreide ift mit Milch* gerieben und mit etwas Terpentin verfezte Kreide, wodurch fie bindend gemacht wird, oder venetianifche Kreide, fchwarze Kreide ift eine Kreidenerde, die man auf einer Sàge, wie den Rotftein, in làngliche Stuffe zerfàget. Die Feler die man mit dem Rotfteine oder der fchwarzen Kreide macht, werden met frifchem Brotkrumen ausgelöfcht. Der Rotftein mus bràunlich, fchwer, fanft anzufúlen, zart zu fchneiden, und vormnemlich nicht fteinig fein; welches auch von allen Kreiden und Erden gilt; er ift nach der Witterung hàrter oder weicher, und wird im Feuer steinig und untauchlich; er erhált fich lange in den Bleifchachteln (opm JCdH: doos voor loodstiften). ....................
.......Der Otker ist eine gemeine und gelbe Erde; die feinste kömt aus England. Sie mus weder sandig noch hart seyn. Man unterscheidet auf der Palette den lichten, mitleren und dunkeln Otker. Iezzo bringt Sachsen lichten Otker und gute schwarze Kreide hervor. Wenn man ihn im offnen Feuer brennet, so erhält er eine braunrote, so wie das Schieferweis eine gelbliche Farbe. ....................
Over kenmerken van "Rotstein" zegt Halle het volgende:
.......De "Rotstein" (het rode krijt) moet bruinachtig, hard aanvoelen en gemakkelijk te snijden zijn en vooral niet steenachtig zijn, wat ook voor alle krijt- en aardsoorten geldt; hij is afhankelijk van het weer harder of zachter en wordt in het vuur steenachtig en ongeschikt; hij blijft lang goed in een loden (blikken?) doos. .......
1775 (omstreeks)
Tekenen met vet rood krijt in de 18e eeuw
Van de Belgische kunstenaar Suvée, Joseph Benoît (Brugge 1743 – 1807 Rome) is in het Brugse Prentenkabinet een tekening in sanguinekrijt van de tempel van Vesta bekend met een bijbehorende afdruk in spiegelbeeld: een contre-épreuve (counterproof of tegendruk). Opvallend zijn de fijne détails op beide voorstellingen.
Suvée verbleef voor het eerst van 1772-1778 in Rome. Hij maakte bij het tekenen op papier een aantal keren gebruik van scherp gepunt, vettig krijt
De Tempel van Vesta heeft hij vanuit zeer laag perspectief naar de werkelijkheid getekend. Suvée heeft van dit blad een ‘contre-épreuve’ of tegendruk (gespiegelde afdruk) gemaakt. Onder druk (bijv. met een stift op de achterkant) kan men op deze wijze van een 'krijttekening' een afbeelding in spiegelbeeld op een onderliggend blad maken. Deze meestal unieke tegendrukken van tekeningen werden door de kunstenaars zelf bewaard of tussen kunstbroeders onderling uitgewisseld. Kopieer de naam: "Suvée, Joseph Benoît" en zoek via bijgaande URL.
Het verkrijgen van een afdruk in spiegelbeeld van een rood-krijt tekening werd veel toegepast door kunstenaars die ook etsten en/of gravures maakten. De originele krijttekening en een leeg veel papier worden beide boven stoom gehouden. Dan worden ze op elkaar gelegd en wordt er een afdruk gemaakt door te wrijven (bijv. met de bolle kant van een lepel/ "rubbing") of door ze door een pers te halen. Nicolaes Pietersz. Berchem deed dat o.a. door een blad met een rood-krijttekening dubbel te vouwen. In de 18e eeuw werden zelfs afdrukken in spiegelbeeld gemaakt van 16e eeuwse roodkrijttekeningen. Er werden ook afdrukken gemaakt voor de verkoop. De krijtlaag op de originele krijttekeningen wordt door deze handelswijze wel dunner. Soms werden de afdrukken ook nog iets opgewerkt om het beeld weer krachtiger te maken.
1780 (omstreeks) : Nadaux, Fabriek van Kunst krijtstiften in Parijs
Kunstmatig vervaardigde (gerolde) krijtstiften gemaakt van "krijtpoederdeeg" op basis van een bepaalde receptuur. De krijtstiften zijn dus niet gezaagd uit stukken Natuurkrijt.
Advertentie van de firma NADAUX . Klik hier voor aanvullende informatie
Zie ook: Luc-Vincent Thiéry, Almanach du voyageur a Paris uit 1787
Hierbij een Engelse tekstversie afkomstig uit "The Journal of natural philosophy, chemistry, and the arts: illustrated with engravings, William Nicholson, London, 1800."1800
LOMET
Antoine-François LOMET (1759-1826) heeft in 1799 een artikel over het maken van rood krijtstiften uit krijtpasta geschreven dat ik u niet wil onthouden. Lomet is van 1794-1797 conservator van de collectie architectonische modellen en tekeningen aan de Ecole Centrale des Travaux Publics in Parijs geweest. Hij doceerde er vanaf 1795 ook beschrijvende meetkunde en architectuur. Hij had in die functies dus veel met (het conserveren en het vervaardigen van) tekeningen te maken.
VII. Instructions for making Red Crayons. By A. F. Lomet.
It is not without difficulty, that crayons of a good quality can be obtained for drawing schools, particularly at a distance from the metropolis. The native ochre sawed into pieces, which are commonly used, is almost always hard and of an uneven and gravelly consistence; so that the outlines in drawing, for which it is used, cannot be made either with the softness or the precision requisite to produce the desired effect. The only good crayons that can be procured have been hitherto manufactured in Paris exclusively, where they have been long sold at a very high price.
The best are known by the name of crayons de paté du cit.. Desmarest, who was probably the inventor. None of those who have written on the composition of those crayons, have mentioned the quantity of ingredients which ought to be employed. I have made a series of experiments on all the combinations possible to be made, with the substances proper for that fabrication. I have rejected those products that have not answered the purpose of my inquiries, and I here offer those processes which have afforded satisfactory results.
These crayons are composed of soft ochre, which is an oxide or bog ore of iron, containing a mixture of earth, of the nature of the clays, which we call hematite. They incorporate it with some binding substance, such as lime, glue, or rosin, mixed sometimes with soap, to take off the hardness of the composition. Instead of the ochre, called Sanguine in French, the other ochres, such as those known by the name of brown-red, or colcothar of vitriol, may be used. In this case, it is necessary to choose them soft to the touch, and of a lively colour, those that are intended for sale, being often mixed with clay; which gives them a yellowish and dull colour, and ought consequently to be avoided.
I have made the experiment of incorporating those substances with the white of eggs and the albumen of the blood; but the crayons were not of a good quality. The softest ochre should be taken, and ground with pure water on a marble, as practised with the colours used for painting, observing to moisten it no more than may be absolutely necessary, to facilitate the sliding of the mullar.
When the operation of grinding in the large way becomes difficult, and too expensive, another method may be practised, to divide the colouring matters. After pounding, they are sifted through a silk sieve, then diluted with much water, in tubs, and after strong agitation, left to settle for a few minutes; that is to say, for the time, sufficient to suffer the coarsest particles to fall to the bottom. The water highly charged with the finest parts, is then drawn off, and left to settle for four and twenty hours, when the clear water is also decanted off. A very fine powder is thus obtained. The coarse remainder is to be ground and treated in the same manner, till the whole mass be reduced to a state of extreme division.
The gum, the glue, or the soap intended to give a sufficient degree of solidity to the crayons, are to be separately dissolved, and the solutions worked up with the grinded ochre. The mixture is then dried by exposing it to the sun, or before a fire by a very moderate heat, taking care to stir it often, till the paste has acquired the consistence of butter.
The crayons are then to be fasbioned or moulded, which may be done in two ways. The first consists in spreading the paste upon a board, in which a number of channels or half round grooves are made, of an indeterminate length, but of a depth and width proportioned to the size of the crayons intended to be manufactured. The second method, which is the best, consists in pressing the paste through the pipe of a syringe, whose orifice is equal to the size of these crayons. The pieces when moulded in this manner, are left to dry. This desiccation ought to be performed slowly, and in the shade, to prevent cracks, which would be formed, if this precaution were not attended to.
When the pieces are dried, they are to be divided into lengths of two inches (or five centimetres) each; the edges are rounded off, and they are roughly pointed. They must then be scraped, to remove a hard external surface which they acquire during their drying, and would prevent their marking.
A slight coating of oil must be smeared over the wooden moulds, to prevent the paste from adhering to the sides.
Gum arabic and isinglass are to be preferably used. The gum and soap may be dissolved in water; but the isinglass must be first cut into small pieces, afterwards put into warm. water, and dissolved on a water-bath. These solutions must be sufficiently liquid to pass through a hair-sieve, and leave their impurities behind.
It is not without difficulty that the paste incorporates with the solution of glue. Both must be warm, and the mixture must be made over the fire at the boiling water heat.
The paste must be well mixed together before it is put into the moulds, in order that it may be uniformly incorporated with the solution, and leave no hard parts. It would be better to work it with the painter's mullar, and to grind it for a short time on the Stone, before it is put into the moulds.
It is only in the crayons, which contain gum, that soap can be admitted. None of the experiments in which glue and soap have been used together, have ever succeeded; and it must be so, because the excess of the alkali of the soap acting on the gelatine destroys its adhesive quality.
As those crayons, into the corporation of which soap enters, are found to afford a darker shade, it seems that this combination takes a portion of the oxygen from the red oxide of iron, and renders it brown by bringing it nearer to the state of the martial ethiops. I have observed that all the pastes prepared with the oxide of iron, even if with mere water, become brown on their exterior surface , during the drying. This effect takes place in a more evident manner, when they are exposed to the sun; and it appears to arise from the light taking a portion of the oxygen from the oxide of iron. I shall hereafter return to the chemical properties of these kinds of prepara tions,' but my present purpose is only to describe those processes of fabrication in which I nave constantly succeeded, in order that they may be repeated with success.
The crayons composed after these directions have all the good qualities which can be required; they do not cost one-fourth of the price of those in the shops; but it must be noticed that their composition requires great exactness in the quantity prescribed, because the least alteration, occasions a considerable difference in the quality of the paste. It is particularly necessary to guard against those errors which may happen from inevitable diminution, during the time of the manipulation. The best way to prevent this, will be to ascertain by experiments, the quantity of water and ground ochre which these solutions may contain before mixing them.
By means of the quantities stated in the following table for each of those kinds of crayons, it will be easy to know the proportional quantities of gum, glue, or soap, which may be employed for a determinate weight of ochre or red oxide of iron.
Substances to be employed, with their quantities and results.
Schema bij bovenstaande tekst.
No.
Content................
Weight.......
Caracteristics............
(JCdH: gompoeder per 1 kilo pigmentpoeder )
1.
Dry ochre, or red oxide of iron:
Dry gum arabic:
(hoeveelheid gom gecorrigeerd - JCdH)
10. gram
0.311 gram
0.311 ipv. 1.311
These crayons are very friable, but they may be used for large drawings. These contain the least possible quantity of gum. If less be used they will not have sufficient consistence to be of any use.
31,1 gram gompoeder per kilo pigmentpoeder
(5,2 x 6 = 31,2 à 31,1)
31,1 gr = 1 ounce
2.
Ochre, &c.
Gum,
10. gram
0.363 gram
Soft crayons, rather friable, and excellen for large drawings.
36,3 gram
(31,1+5,2)
3.
Ochre,
Gum,
Or still better, with
10. gram
0.415 gram
0.441 gram
Smooth and solid crayons, fit for common use.
41,5 of 44,1 gram
(36,3+5,2)
4.
Ochre,
Gum,
10. gram
0.467 gram
Soft firm crayons, for drawings, wich require delicacy and precision.
46,7 gram
(41,5+5,2)
5.
Ochre,
Gum,
10. gram
0.519 gram
Very firm crayons, fit for small drawings, wich require to be highly finished. 51,9 gram
(46,7+5,2)
6.
Ochre,
Gum,
10. gram
0.571 gram
Crayons almost to hard to be used. This is the maximum of gum that can be employed in their composition.
57,1 gram
(51,9+5,2)
7. Ochre,
Gum,
White dried soap,10. gram
0.380 gram
0.519 gramThese crayons are of a darker colour than the others mentioned; they are of a very hard consistence, and soft to the touch; but all crayons into whose composition any soap enters, have the defect of making strokes which shine too much when retouched. None of my experiments with soap succeeded. These crayons very much resemble those of the composition of Desmarest. 38 gram
Noot JdH:
De naam van cit. Desmarest is mogelijk ten onrechte in het artikel van Lomet terechtgekomen. In 2000 heeft onderzoek van Liliane Hilaire-Pérez, “ L'Invention technique au siècle des Lumières”, Paris, Albin Michel, 2000, p. ? (onderdeel met titel: La Société Iibre d'émulation de I'abbé Baudeau / fragment over Nadaux) uitgewezen dat een zekere door Nadaux genoemde Dumarets (schilder en tekenaar) wel degelijk heeft bestaan. Het zou dus niet om een verhaspeling of spelfout gaan maar om twee verschillende en traceerbare personen. De naam Dumarets (ook wel Dumarests) komt voor in enkele verslagen van besprekingen (ProcesVerbaux) van de Academie in 1792. (p. 159 en p 185/186).
Er wordt daarbij verwezen naar zijn verdiensten voor het ontwikkelen van een bruikbaar recept om tekenkrijt te maken. ("...qui a perfectionné des crayons et quelques couleurs...").
Interessant is ook het begin van de tekst van Lomet (hierna in Nederlandse vertaling van een Duitse versie door Heinrich Gräff van Lomet's tekst):
"Vervaardiging van roodkrijtstiften om te tekenen. Volgens Lomet.
In de meeste Franse tekenscholen, en zeker die, die ver verwijderd zijn van de hoofdstad Parijs, vindt (men) het zeer moeilijk om goede roodkrijtstiften (Röthelstein) aan te schaffen. Het in carrévormige stukken gezaagde Röthel[krijt], dat men gewoonlijk gebruikt, is bijna altijd te hard en van ongelijke stevigheid, waarmee ze [juist] het gewenste effect tot uitdrukking moeten brengen, zodat het de daarmee gemaakte werkstukken in hun totaliteit aan zachtheid en zuiverheid ontbreekt, .
De enige goede krijtstiften van dit type zijn tot op heden uitsluitend in Parijs vervaardigd en zijn duur in aanschaf. De beste zijn bekend onder de naam: "Crayons de pâte du cit. Desmarest", die waarschijnlijk de uitvinder ervan is.
Geen [enkele] schrijver, die de vervaardiging van deze tekenstiften heeft behandeld, heeft aangegeven, in welke verhoudingen men de bestanddelen waaruit deze stift bestaat met elkaar zou moeten mengen; zelf heb ik daarom experimenten uitgevoerd in allerlei verhoudingen, en alle monsters weggegooid die niet aan mijn verwachting voldeden; en ik beschrijf hier alleen die [experimenten], die bruikbaar zijn uitgevallen.
Men vervaardigt deze krijtstiften uit fijn Röthelstein [poeder], dat een ijzerhoudend krijtpoeder is, en zich slechts onderscheidt van rode oker, doordat het ook nog aluinaarde (JdH: aluiminiumoxide) bevat. Aan dit mineraal wordt een soort kleefstof toegevoegd, zoals bijv. gom, lijm, hars en dergelijke, ook soms wat zeep om deze verbinding meer zachtheid te laten bezitten. In plaats van Röthelstein kan men ook ander rood ijzerhoudend krijt, bruinrood, enz. gebruiken, en men moet in dit geval diegene uitkiezen, die zacht aanvoelen en een levendige kleur bezitten. De commerciële [stukken] worden vaak met klei vermengd, waardoor ze gelig en mat uitvallen." (vertaling JdH naar Heinrich Gräff, zie literatuurlijst. Sanguine wordt in het Duits door Gräff vertaald met Röthelstein.)
Er worden in de Franse tekst van Lomet ook enkele opmerkingen over natuurkrijt gemaakt.
- "La pierre sanguine sciée, dont on fait communément usage, est presque toujours dure, graveleuse & d’une consistance inégale....." ( Het gezaagde sanguinekrijt, waar men in het algemeen gebruik van maakt, is bijna altijd hard, zanderig & inconsistent van samenstelling.....". Dit wijst erop dat, hoewel de natuurkrijt kwaliteit rond 1800 niet optimaal is, het nog volop wordt gebruikt. Er is nog geen sprake van roodbruin kunstkrijt vervaardigd in de fabrieken van Conté.
- "On peut, au lieu de sanguine, employer les autres oxides rouges de fer, connus sous le nom de brun rouge, de terre douce de vitriol, &c.; en ce cas, on doit les choisir doux au toucher & d’une couleur vive, parce que ceux du commerce font souvent mélangés d'argile; ce qui leur donne un ton jaunâtre & terne qu’il faut éviter." (JdH: ... want die in de winkel worden vaak vermengd met klei; wat ze een gelige en doffe tint geeft die men dient te vermijden.)
Of het hier gaat om krijtklonten of krijtstiften, waarin klei is verwerkt, is niet duidelijk. Dit soort opmerkingen effenen wel de weg voor de produktie van machinaal vervaardigde kunstkrijt stiften van een consistente kwaliteit ter vervanging van het (gemanipuleerde?) natuurkrijt.
Nicolas Desmarest (Soulaines, près de Bar-sur-Aube, 1725 — Paris, 1815) was een Franse natuurkundige, geoloog, en mineraloog, wiens geschriften een buitengewone helderheid van denken laten zien. Omdat Desmarest leefde na Watteau en in de tijd dat de "gravures op de manier van roodkrijttekeningen" erg in opkomst waren, is het mogelijk dat hij heeft teruggrepen op roodkrijt-recepten die in de tijd van Watteau werden gebruikt. Zelf ben ik helaas nog niet in de gelegenheid geweest bovenstaande recepten uit te proberen. Ik ben er nog niet uit hoe ik nauwkeurig de hoeveelheden gompoeder kan afwegen zonder dat ik uitga van kilo-eenheden rood krijtpoeder. De hoeveelheden zijn afgestemd op massaproduktie. Waarschijnlijk is per hardheidsnummer uitgegaan van een kilo pigment als gewichtseenheid waaraan het gompoeder is toegevoegd. Hoeveel water daarbij wordt gedaan hangt af van het moment waarop een verwerkbare (op boter gelijkende) massa is bereikt. Uitgaande van een kilo pigment is er steeds per hardheid met stapjes van 5,2 gram (gewicht van een munt uit die tijd?) ophoging gewerkt bij de nrs. 2,3,4,5 en 6. Gestart is met 6 x een eenheid van 5,2 gram. Uitgaande van de Franse eenheid grain (traditionele Franse gewichtseenheid gelijk aan ongeveer 53 milligram) en de Engelse Ounce (= 31,1 gram) is de opbouw van de reeks gomhoeveelheden enigzins te reconstrueren. De bindkracht van rode klei-resten in het rode oker-pigment lijkt in bovenstaande recepten geen rol van betekenis te spelen hoewel in okers meestal wel een kleiresidu aanwezig is.
1801
In de Annales de Chimie et de physique uit 1801 is nog de volgende verwijzing naar het artikel van LOMET te vinden:
N.B. Zowel de namen van Conté (die van de latere Contékrijtjes) als die van Lomet komen in bovenstaande regels voor.
1823
Rietstengels of buisjes gevuld met pasta/deeg van roodkrijt
Bron: Sigismund Friedrich Hermbstädt, Raadgever voor den burger en landman: bevattende een aantal voorschriften enz.,J. Römelingh, Groningen, 1823 – 2e druk, pagina 74
XLIX.
Voorschrift tot vervaardiging van rood crayon om mede te teekenen.
Roodkrijt (eene natuurlijke verbinding van roode ijzeroxyde met kleiaarde,) wordt tot een fijn poeder gewreven, of, nog beter, fijn met water aangemengd en vervolgens gedroogd. Om dit drooge poeder tot deeg te vormen, moet het met eene oplossing van gom of vischlijm gekneed worden, waarbij echter, naarmate van het gebruik, hetwelk men van het crayon wil maken, de verhouding dezer verbindtenisdeelen verschillend zijn moet. De volgende verhoudingen kan men als beproefd aannemen.
a) Voor crayon tot groote teekeningen op 2 lood roodkrijt 18 greinen gom.
b) Voor teekenstiften van vast allooi op 2 lood roodkrijt 21 greinen gom.
c) Voor stiften tot kleine, fijne teekeningen op 2 lood roodkrijt 27 greinen gom.
d) Voor stiften van eene glanzende kleur op 2 lood roodkrijt 36 greinen vischlijm.
De gom of het vischlijm worden in eene toereikende hoeveelheid zuiver water opgelost, het vocht door linnen gedrukt, dan met het tot poeder gedroogde roodkrijt dooreen geroerd, en hierop laat men het mengsel zoo lang zacht uitdampen, dat het kneedbaar wordt. Nu wordt de massa op een en wrijfsteen zeer fijn gewreven, om alles ter dege met elkander te verbinden.
Als de massa de behoorlijke vastheid erlangd (bereikt) heeft, wordt zij door een riet of eene buis gedrukt, hierop gedroogd, en de pijpjes in stukken van twee duim of iets langer gesneden, de huid er afgenomen, die na riet droogen op de oppervlakte ontstaan is, en daarop de stift aangespitst.
N.B. Deze tekst heeft relaties met de instructies elders op deze pagina van Lomet. (JCdH).
Een eigen proef met dikke plastic rietjes leverde een onbevredigend resultaat op. De inhoud droogde brokkelig op. Wellicht dat met dikke rietstengels een beter resultaat is te bereiken.
1828
Louis-Sébastien Lenormand (1757-1837)
Bijdrage van Louis-Sébastien Lenormand en M. Mellet in de Encyclopédie MODERNE, ou DICTIONNÀIRE ABRÈGÉ DES HOMMES ET DES CHOSES, DES SCIENCES, DES LETTRES ET DES ARTS, enz. onder redactie van Eustache Marie Pierre Marc Antoine Courtin (1769-1839) in de versie van 1828. Zie aan het eind van dit artikel de overige literatuurgegevens.
CRAYONS. (Technologie.)
Les crayons sont formés de substances terreuses noires ou colorées, telles que la sanguine ou hématite, la craie, la pierre noire ou argile schisteuse graphique, et particulièrement la mine de plomb ou plombagine. Jusqu'à la fin du dernier siècle , on employait un procédé uniforme dans la fabrication des crayons à l'usage des dessinateurs ou des bureaux. Ils se confectionnaient avec de la plombagine sciée en petits parallélipipédes, et renfermée dans des enveloppes de bois de cèdre. Il était alors difficile de se procurer de bons crayons , vu l'incertitude de la qualité de la mine de plomb; les Anglais ont conservé long-temps la supériorité pour les crayons de dessinateur, parce qu'ils possédaient la plus belle espèce de plombagine , qu'ils trouvent en abondance dans le Cumberland , et que les crayons soignés étaient et sont encore exécutés par des moyens particuliers et avec beaucoup de fidélité.
En 1795 , Conté , membre de la commission temporaire des arts, et qui a tant contribué à l'impulsion que reçurent plusieurs branches de l'industrie française , Conté s'occupa de la recherche des procédés pour faire des crayons artificiels ; il y réussit complètement , et consigna ses découvertes dans un brevet d'invention de quinze ans.
Son procédé consiste à incorporer de l'argile bien pure avec la substance colorante, de manière à donner à celle-ci le degré de ténacité et de dureté convenable aux divers emplois des crayons. On sait , en effet , que l'argile a la propriété de se contracter et de durcir en raison de la chaleur qu'elle éprouve; elle peut donc servir à solidifier les matières qui lui sont incorporées, et elle peut le faire avec plus ou moins d'intensité, suivant les proportions du mélange et le degré de température qu'on lui fait subir.
On prépare l'argile en la délayant dans de l'eau pure et en décantant le liquide trouble , par inclinaison ou à l'aide d'un siphon, de manière à n'écouler que les portions de l'eau contenant, en suspension, les particules argileuses les plus ténues. On laisse ensuite déposer celles-ci; on sépare le dépôt et on le met sécher.
Cela fait, on concasse et on pulvérise séparément l'argile et la matière colorante; on les tamise et on les mélange, en achevant de les broyer à l'eau, dans un moulin où elles se réduisent en une pâte extrêmement fine.
On façonne cette pâte dans des moules de bois où on la fait sécher, d'abord à l'air libre ensuite dans un four médiocrement chaud ; on retire les crayons et on les dur-cit en les exposant, dans un creuset bien luté, à une température plus ou moins élevée, suivant l'espèce des crayons, et dont on s'assure à l'aide du pyrométre de Wedgewood.
Lorsque les crayons sont destinés à tracer des plans, à dessiner l'architecture ou à former des lignes très fines, il faut, avant de les monter, les tremper dans de Ia cire presque bouillante ou du suif la même temperature, ou enfin dans un melange de l'un et de l'autre.
Pour faire la monture des crayons, on emploie le bois de cédre ou de genévrier, comme le meilleur pour ces sortes d'ouvrages. Les crayons artificiels dits capucins, ont pour base le carbure de fer (mine de plomb), réduit en poudre et calciné au blanc dans un creuset. Cette préparation donne au carbure plus de brillant et de douceur, et prévient en même temps une altération qui serait inévitable lors du mélange avec l'argile.
Pour obtenir des crayons plus noirs et d'un ton plus vigoureux, on ajoute une dose de noir de fumée; ils sont alors de la meilleure qualité pour dessiner Ies productions naturelles.
Les crayons. artificiels colorés se préparent comme les précédents; mais, Iorsque Ies matières colorantes sont susceptibles d'etre altéré par Ie feu, on se borne à Ies faire bouillir dans l'huile, le suif ou la cire, au
lieu de Ies chauffer fortement dans on creuset.
Les crayons couleur de bistre ont pour base la terre d'ombre calcinée. L'oxyde de plomb rouge (rouge de saturne) donne un très beaux crayon aurore; le carmin en donne un de sa couleur, ainsi que tous Ies roses,
par des doses d'argile variées; Ies laques ont les mêmes propriétés , etc.
Tous les oxydes métalliques sont propres à faire des crayons; ceux de fer en procurent de plusieur espèces différentes, suivant qu'ils contiennent plus ou moins d'oxygène, tels que les rouges, les bruns, les bruns violets, etc. On obtient les crayons bleus avec l'indigo ou le bleu de Prusse, incorporés toujours avec l'argile.
Beaucoup d'autres perfectionnements ont été ajoutés à ces procédés par Conté et son gendre, M. Humblot; mais il serait trop long de les décrire ici, et nous renverrons leurs brevets d'invention et de perfectionnement de 1795 et de 1807, où l'on trouvera aussi la description et Ies dessins des appareils et des moulins à broyer.
Dans l'intervalle, vers 1800, le général Lomet, physicien et chimiste distingué, publia un procédé ingenieux pour la composition des crayons de sanguine, si utiles au dessin; le voici: Il prend la sanguine en roche la plus tendre et la broie à l'eau pure sur le marbre; il la Iave ensuite, comme nous avons vu que Conté Ie faisait pour l'argile. Il fait dissoudre à part de la gomme arabique, et la mêle exactement avec la sanguine réduite en poudre impalpable; quelquefois il ajoute du savon pour adoucir l'ápreté de cette composition. L'eau surabondante est évaporée jusqu' à ce que Ia pâte ait acquis une consistance propre à recevoir le moulage.
Celte dernière opération s'exécute en forçant la pâte à passer par le tuyau d'une seringue, dont l'orifice est égal à la grosseur des crayons; et on Iaisse sécher Ies baguettes ainsi moulées, apres les avoir coupées de la longueur de 5 à 6 centimètres.
Les crayons ainsi composés ont toutes les qualités requises: ils sont d'un prix peu élevé; mais leur composition exige une grande exactitude dans les doses de sanguine (oxyde rouge de fer), de gomme arabique ou de savon blanc, et de colle de poisson, dont Ies proportions variées fournissent des crayons plus ou moins durs et solides, plus ou moins brillants, et plus ou moins tendres ou moelleux.
En voici quelques exemples:
Nederlandse vertaling van bovenstaande tekst (JdH)
POTLODEN (Vervaardigingswijze)
De stiften zijn gemaakt van zwarte of gekleurde grondstoffen, zoals sanguinekrijt of hematiet, [wit] krijt, zwart krijt of zwarte leisteen geschikt voor grafisch werk, in het bijzonder grafiet in vaste of poedervorm.
Tot het einde van de vorige eeuw [JdH: 18e], gebruikte men een uniforme methode bij de vervaardiging van potloden voor gebruik door ontwerpers en kantoren. Zij werden gemaakt van grafiet in kleine parallellepipedumvormen, en ingesloten in cederhouten omhullingen. Hoewel het moeilijk was om goede potloden te verkrijgen, gezien de onzekerheid over de kwaliteit van het grafiet; hebben de Engelsen lange tijd de superioriteit bezeten op tekenpotloden gebied want ze hadden de mooiste groeve van natuurlijk grafiet, dat ze in overvloed vinden in Cumberland, en de goed afgewerkte potloden werden en worden nog vervaardigd met particuliere middelen en met veel toewijding.
In 1795, slaagde Conté, lid van de tijdelijke commissie van de Kunsten, die zo veel heeft bijgedragen aan de vooruitgang van diverse takken van de Franse industrie, Conté die zich bezighield met het onderzoek naar werkwijzen voor het maken van kunstmatig vervaardigde potloden; daar volledig in en vroeg op zijn ontdekkingen een uitvindersoctrooi aan van vijftien jaar.
Zijn methode bestaat uit het vermengen van zeer zuivere klei met kleurstof, teneinde er een bepaalde mate van taaiheid en voldoende hardheid aan te geven, passend bij de verschillende gebruikswijzen van potloden. We weten inderdaad dat klei de eigenschap bezit samen te trekken en te verharden bij blootstelling aan warmte; deze [warmte] kan zodoende worden gebruikt om de toegevoegde materialen te laten verstijven en deze [warmte] kan dat doen met wisselende intensiteit, afhankelijk van de mengverhoudingen en de mate van warmte die men het laat ondergaan.
Men bereid de klei door deze te suspenderen in zuiver water en vervolgens de troebele vloeistof te decanteren, door kanteling of door middel van een sifon, op zodanige wijze dat slechts die porties water die de meeste kleideeltjes in oplossing bevatten doorstromen. Vervolgens laat men die bezinken; men scheidt het bezinksel en legt het te drogen.
Dit [ingedroogde bezinksel] wordt in brokken verdeeld en men verpulvert afzonderlijk de klei en de kleurstof; men zeeft het en vermengt het, al malende onder toevoeging van water, in een molen waar deze [beide] worden teruggebracht tot een zeer fijne pasta.
Men vormt deze pasta in een houten mal waarin men deze [pasta] laat drogen, eerst in de open lucht dan in een matig hete oven; men haalt de stiften eruit en hardt ze door blootstelling ervan in een goed afgesloten gietijzeren pan bij een hogere of lagere temperatuur, afhankelijk van de soort stiften, en waarvan men zich vergewist met behulp van een pyrometer van Wedgwood.
Wanneer de stiften zijn bedoeld om plattegronden te schetsen, gebouwen te tekenen of zeer fijne lijnen te maken, is het noodzakelijk, voor het monteren, ze te dompelen in bijna kokende was of kaarsvet van dezelfde temperatuur, of uiteindelijk in een mengsel van het ene en het andere.
Om de stiften te monteren, gebruikt men bij voorkeur ceder- of jeneverbes-hout, voor dit soort werkzaamheden.
De kunstmatig vervaardigde potloden, capuchins genoemd, bezitten als basis ijzercarbide (grafiet), gemalen tot poeder en witheet gebrand in een gietijzeren pan. Dit preparaat geeft aan carbide meer glans en gladheid, en voorkomt tegelijkertijd een verandering die onvermijdelijk zou zijn wanneer gemengd met klei.
Om zwartere potloden te krijgen en met een krachtiger toon wordt een hoeveelheid roet toegevoegd; ze zijn dan van de beste kwaliteit om voortbrengselen uit de natuur te tekenen.
Kunstmatig vervaardigde kleurpotloden worden vervaardigd zoals de voorgaande; maar wanneer de kleurstoffen dreigen te worden veranderd door het branden, beperkt men zich tot ze te laten koken in olie, kaarsvet of was, in plaats van ze sterk te verhitten in een smeltkroes.
De potloden met een sepia kleur bezitten als basis gebrande omber[aarde]. Het rode loodoxide (rood van Saturnus) levert een potlood met een mooie dageraad-kleur op; karmijn geeft er haar kleur aan, zoals aIIe roze tinten, door verschillende doses klei; de lakken bezitten dezelfde eigenschappen, enz.
Alle metaaloxiden zijn geschikt om potloden van te maken; die van ijzer in veel van de verschillende soorten, gevolgd door diegene die meer of minder zuurstof bevatten, zoals rood, bruin, paars bruin, etc. Men verkrijgt blauwe potloden met indigo of Pruisisch blauw, nog steeds ingebed in klei.
Veel andere verbeteringen zijn toegevoegd aan deze processen door Conté en zijn schoonzoon, M. Humblot; maar het zou te ver voeren om die hier te beschrijven, en we terug zouden komen op hun octrooien van uitvinding en verbetering van 1795 en van 1807, waarin men ook de beschrijving en de tekeningen van apparaten en maalmachines aantreft.
In de tussentijd, rond 1800, publiceerde generaal Lomet, onderscheiden natuur- en scheikundige, een ingenieuze methode voor de samenstelling van sanguine potloden, ten dienste van het tekenen; hier is het: Hij neemt een sanguinesteen van een zachte kwaliteit en wrijft deze met schoon water af op een mamerplaat; hij wast het vervolgens, zoals we hebben gezien dat Conté doet voor klei. Hij lost afzonderlijk Arabische gom op en mengt dit nauwkeurig met fijngemalen sanguinepoeder; soms voegt hij zeep toe om de hardheid van deze samenstelling te verzachten. Het overlopende water wordt verdampt totdat de pasta een geschikte consistentie bezit om in de mal te gieten.
Deze laatste handeling wordt uitgevoerd door het persen van de pasta door de buis van een injectiespuit, waarvan de opening gelijk is aan de dikte van de stiften; en men laat de zo gegoten stiften drogen, na ze te hebben afgesneden op een lengte van 5 à 6 cm.
De aldus gemaakte potloden bezitten alle vereiste kwaliteiten: ze zijn gering in prijs; maar hun samenstelling vereist grote nauwkeurigheid bij de dosering van sanguine poeder (rood ijzeroxide), arabische gom of witte zeep en vislijm, waarvan de variërende verhoudingen de stiften meer of minder hardheid en stevigte, kleurkracht, en tederheid of zachtheid, verschaffen.
Ziehier enkele voorbeelden:
Crayons très -tendres, sanguine, 32 gram. ; gomme arab., 1 gram.
— moelleux un peu tendres 27______________________1
— doux et solides 24 ou 23________________________1
— un peu fermes 24_____________________________ 1
— très-fermes 19_______________________________ 1
— durs 17_____________________________________1
— plus bruns, doux, luisants 26 gr__________gomme___1 + savon blanc 1,5 g,
— d'un ton brillant (lichte kleur) 19 gr__ colle de poisson__1
L. Séb. L. et M.(Lenormand et Mellet)
(bron: Encyclopédie MODERNE, ou DICTIONNÀIRE ABRÈGÉ DES HOMMES ET DES CHOSES, DES SCIENCES, DES LETTRES ET DES ARTS, avec l'indication des ouvrages où les divers sujets sont développés et approfondis Par M. Courtin ( (1769-1839) ANCIEN MAGISTRAT, ET PAR UNE SOCIÉTÉ DE GENS DE LETTRES Deuxième Edition TOME VII CHEZ TH. LEJEUNE, LIBRAIRE-ÉDITEUR, RUE DES ÉPERONNIERS, S» 8, No 397, AU COIN DE LA RUE DE LA MADELEINE 1828. IMPRIMERIE DE P.- M. DE VROOM, RUE DE LOUVAIN, PRES DU BOULEVARD. pag. 367-368)
Commentaar JdH: opvallend is de praktische benadering voor kleinschalig gebruik. Ook blijkt dat er aan het eind een praktisch e beschrijving staat voor het maken van krijtstiften op kleine schaal volgens de systematiek van Lomet (zie eerder op deze pagina)
1831
In "Traité de Chimie Appliquée aux Arts, Tome Troisième par M. Dumas, Paris, 1831" staat op blz. 35 ev.
1843
NEDERLANDSCH HANDELSMAGAZIJN.OF ALGEMEEN SAMENVATTEND WOORDENBOEK VOOR HANDEL EN NIJVERHEID BEVATTENDE [....] In één boekdeel, opgedragen aan de Nederlandse Handel-maatschappij, AMSTERDAM, GEBROEDERS DIEDERICHS [...] 1843, p. 1039
"ROODAARDE (ook roodkrijt) eng. red chalk; fr sanguine, argile ocreuse, rouge graphique ; du. Röthel, Rothstein ; ital rubrica, sinopia, matita rossa), is als natuurprodukt, eene delfstoffe, die in min groote schichten in het Grauwacken- en Thonschiefer-gebergte uitgebroken wordt, bruinachtig rood is, bloedrood strijkpoeder geeft, mat is, en van ingemengde vreemdaardige deelen, slechts aan enkele punten glinstert, onvolkomen schiefer- (of lei-)achtige overlangs-breuk en fijn-aardige dwarsbreuk heeft, schrijft, eenigzins afgeeft, specifiek 3,1 —3.9 weegt, en uit een uiterst fíjn-aardig mengsel van thoon- of leem-aarde en ijzeroxyde bestaat. Aan het eerste bestanddeel heeft de roodaarde hare zachtheid, aan het laatste hare kleur bij het schrijven te danken.
Als kunstprodukt heet zij roodkrijt (eng. red chalk pensil; fr. crayon rouge; du. Rothstift ; ital. als boven) en is dan hetzij uit het ruwe natuur-produkt in stiften gezaagd, of na dat hetzelve gemalen en met water aangemengd is geworden, daaruit gevormd. De eerste manier kan alleen dan worden aangewend, als het ruwe voortbrengsel vol komen zuiver en groot genoeg is. Laatstgemelde is de meest gewone; het mineraal wordt namelijk tot poeijer vermalen en met water aangemengd; nu heet het roodaarde-deeg, dit wordt met arabische gom en zeep, of vischlijm (op 100 pond deeg neemt men 4 pond gom en 5 pond zeep, of 5 pond gom en 6 pond vischlijm) gemengd, over een koolenvuur omgeroerd, tot het taai wordt, in vormen tot cylindervormige of vierkante stiften geperst en gedroogd. Men moet echter zorgdragen, er geene grootere hoeveelheid van gom dan de bovenstaande opgegevene bij te voegen, omdat alsdan de roodaardestiften te hard zouden worden. Te veel zeep maakt ze daarentegen te week. Men verkoopt ze òf in losse stiften, òf in hout of riet ingevat, gemeenlijk per dozijn in papier gewikkeld.
— De roodaarde wordt onder anderen in Thüringen, bij Saalfeld aan den rooden berg, bij Thal-Itter in het groothertogdom Hessen, tusschen Koerhessen en Waldeck, bij Egensbach nabij Neurenberg, doch te dier plaatse niet zoo hoog rood, als bij Saar-Louis in het pruissische regeringsdistrict Trier, gevonden, van waar ook veel verzonden wordt."
JdH:
De gezaagde roodkrijt stiften werden, neem ik aan, los verkocht, ook om ze uit te kunnen proberen op kleur en hardheid.
Uit bovenstaande tekst blijkt dat gezaagde stiften exclusiever zijn dan stiften gevormd uit roodaarde-deeg.
Het poeder werd met water aangemaakt tot deeg. Daarna werden arabische gom (in poedervorm?) , zeep (groene zeep?) en vislijm toegevoegd. De herkomst van deze samenstelling moet nog worden nagezocht (22 mei 2016).
"In hout" zal slaan op krijtstiften die als potloden werden verhandeld, "in riet" is niet duidelijk (men kan ook kleine gezaagde stukjes krijt in een dubbel ingesneden rietstengel schuiven).
Dat de [niet-gezaagde] stiften per dozijn werden verkocht geeft aan dat die stiften niet naar tint werden onderverdeeld.
Het meerendeel van de stiften werd dus uit roodaarde-deeg, qua kleur een mengprodukt, gemaakt. Dat zal de algemene kleuraanduiding "sanguine" of "crayon sanguine" hebben opgeleverd.
Alleen kunstenaars die het onderscheid in kleur en hardheid bij gezaagde sanguinekrijtstiften kenden zullen daarop hebben gelet.
"Amateurs" en leerlingen/ studenten namen genoegen met de roodaarde-deeg stiften die een globale rood-bruine tint bezaten.
1846 Johann Carl Leuchs
1846 Vollständige Farben- und Färbekunde; oder, Beschreibung und Anleitung zur Bereitung und zum Gebrauche aller färbenden und farbigen Körper, von Johann Carl Leuchs, p.. 135 - 136
Formvorrichtung.
Formvorrichtung, um Zeichenstifte zu machen. Diese ist beim Formen der schwarzen Kreide gebräuchlich und von Humblot (1807) angegeben.
Holzschnitt 1. kupferne vierekige Platte, 2 Millimeter dik, mit gleichlaufenden Fugen durchschnitten, die eben so breit sind, als die Platte dik ist. In diese Fugen bringt man mittelst einer Walze den Teig, der die Stifte bilden soll, bringt die Platte mit dem Teig einige Augenblike unter eine Presse und stellt sie auf einen Rahmen B,
Holzschnitt 2., auf dem eine Fuge C ist, um sie aufzunehmen und den Teig zusammenzuhalten. Dieser Rahmen ist mit eisernen Leisten versehen, die auf die Fugen der Kupferplatte Bezug haben und sie trennen.
Dann nimmt man einen aus kleinen kupfernen, sechs Linien breiten Stäben bestehenden Kamm von der Dike der Fugen oder Platte, der in jede der Fugen genau hineinpaßt. Die Stäbe des Kamms sind an kupferne rund ausgeschnitten Stäbe E (Holzschnitt 3) gelöthet, die an jedem Ende unter einen rechten Winkel gebogen sind, und sich so zurunden, daß sie in die Löcher G (Holzschnitt 2) gestekt werden können, wenn man die Stifte aus den Formen nehmen will.
Man sezt den Kamm auf die Platte, Formvorrichtung Zeichenstifte zu machen, drükt ihn, treibt dadurch den in die Fugen gedrükten Teig hinaus, der auf eine polirte Spiegelglastafel fällt, auf der der Rahmen steht, nimmt den Kamm durch den Griff weg, so wie auch alle andern Theile der Vorrichtung, und erhält die auf der Glastafel liegenden Stifte durch kleine Spiegel platten, die man in kleinen Entfernungen auf sie legt, gerade. Für Stifte verschiedener Dike muß man verschiedene Formen und Kämme haben. Bei den großen Stiften, z. B. bei den unter dem Namen carrés fermes et tendres bekannten, preßt man den Teig mittelst einer Hebelpresse in die Form.
Um runde Stifte zu machen dient eine cilinderförmige kupferne Röhre von 6 Centimeter Durchmesser und 4 Centimeter Länge, die an einem Ende ein Loch von der Dike, die der Stift erhalten soll, hat, am andern aber offen ist. Hier bringt man den Teig ein und drükt ihn dann mit einem durch eine Schraube beweglichen Stempel durch das Loch. Er kommt hier hervor und man schneidet die ent standenen Stifte in beliebiger Länge ab.Apparatuur om 2 mm. dikke en grotere zwarte tekenstiften te maken
Ned. vertaling:
1846 Volledige kleurstoffen- en kleurenleer; of, beschrijving en instructies voor de voorbereiding en voor het gebruik van alle kleurafgevende en gekleurde lichamen, van Johann Carl Leuchs, blz. 135-136
Vorminstallatie (vormmachine).
Vorminstallatie (vormmachine) om potloden te maken. Deze is in gebruik bij het vormen van zwarte krijtstiften en gespecificeerd door Humblot (1807).
Houtsnede 1. koperen vierhoekige plaat, 2 mm dik, doorsneden met evenwijdige gleuven die even breed als de plaat dik zijn. In deze gleuven brengt men door middel van een rol de pasta aan, die de stiften zal vormen, plaatst de plaat met de pasta enige momenten onder een pers en plaatst deze op een raamwerk B,
Houtsnede 2, waarop een gewricht C rust om ze op te nemen en de pasta samen te houden. Dit raamwerk is voorzien van ijzeren staven, die aansluiten op de voegen van de koperen plaat en ze te scheiden.
Dan neemt men vervolgens een uit kleine koperen, zes stroken brede staven bestaande kam van de dikte van de voegen of plaat, die in ieder van de voegen precies past. De staven van de kam zijn aan koperen rond uitgesneden staafjes gesoldeerd E (Houtsnede 3), die aan elk einde onder een rechte hoek gebogen zijn, en zodanig afgerond, dat zij in de gaten G (Houtsnede 2) kunnen worden gestoken ,wanneer men de stiften uit de vormen nemen wil.
Men zet de kam op de plaat, [van de] vormmachine om tekenstiften te maken, drukt deze aan, drijft daardoor de in de voegen gedrukte pasta eruit, die op een gladde spiegelende glasplaat valt, waarop het raamwerk staat, [men] neemt de kam middels de handgreep weg, zo ook alle andere delen van de installatie, en houdt de op de glasplaat liggende stiften over, die men op korte afstand evenwijdig uiteen legt. Voor stiften van verschillende dikte moet men verschillende vormen en kammen hebben. Voor deze grote stiften, bijvoorbeeld die bekend onder de namen "carrés fermes" en "tendres" perst men de pasta door middel van een hevelpers in de vorm.
Om ronde stiften te kunnen maken dient een cilindervormige koperen buis van 6 cm in diameter en 4 cm in lengte, die aan één zijde een gat bezit van de dikte, die de stift moet krijgen, maar aan de andere open is. Hier brengt men de pasta in en drükt deze dan met een beweegbare stamper door het gat. Hij komt hier eruit en man snijdt de ontstane stiften in elke gewenste lengte af.
(Einde Ned. Vertaling)
Bovengenoemde publikatie bracht mij op het volgende idee om van rötelpasta op de volgen de manier stiften te maken. Na wrijven van rötelpoeder met water op een marmerplaat is een laagje pasta van ongeveer 4 mm. dik op de marmerplaat gemodelleerd. Het klei-achtige mengsel is vervolgens met een vlakke tomaat-of eiersnijder doorsneden door de lamellen in de klei te drukken tot op de marmerplaat. Na het verwijderen van de "matrijs" is de doorgesneden plak pasta blijven drogen op de marmerplaat. Het is belangrijk de krijtstrips in de schaduw te laten drogen om kromtrekken te voorkomen. Vlak voor het harden moeten de stiften voorzichtig zijdelings losgesneden worden van de marmerplaat met een dun en puntig paletmes. Op onderstaande foto is het resultaat te zien. Op het afgebeelde vel papier zijn wat proefjes te zien. Er zijn van twee soorten krijtpoeder stiften gemaakt. (JdH: 12 mei 2017)
1863
Zeep als bind- en wrijfmiddel in roodkrijt stiften
Tekenen met een rood krijt stift waaraan wat zeep is toegevoegd
Onlangs (oktober 2010) kwam ik een beschrijving tegen van rood krijt in "Nieuwenhuis' woordenboek van kunsten en wetenschappen, Volume 8, uit 1863. Zie literatuurliijst verderop op deze pagina.
"ROOD KRIJT is eene delfstof, welke bestaat uit eene innige vermenging van klei met rood ijzer-oker, rood ijzer-oxyde, of eene verscheidenheid van rood thon-ijzersteen, hetwelk in thonschiefer voorkomt, onder anderen bij Saalfeld, Neurenberg, voorts in Hessen, in Tyrol en andere plaatsen. Het gesteente is bruinachtig rood van kleur en heeft de eigenschap van af te verwen , en kan als zoodanig tot teekenen en schrijven gebruikt worden, tot welke doeleinden het in stiften wordt gezaagd, die hetzij op zich zelven gebruikt, of even als potlood in houten kokers gestoken worden. Nog beter beantwoorden ze aan haar oogmerk, wanneer het R. K. tot poeder gebragt, geslempt en met eene oplossing van gom aangeroerd wordt; op welke wijze de kunstmatig gevormde Engelsche en Parijsche roodkryt-stiften bereid worden. Is er tevens een weinig zeep bijgevoegd, dan strijken zij nog ligter aan, en de streep wordt daardoor donkerder en glansrijker. De aldus bereide stiften moeten op vochtige plaatsen bewaard worden, opdat zij niet uitdroogen." (einde beschrijving)
Hieronder is een door mij uitgevoerd proefvelletje te zien.
Links is gekrabbeld met een droog, zeep bevattend, rood krijtstiftje gemaakt van rode bolus, evenveel zeepschraapsel en wat gedestilleerd water. De pasta is na indroging maar voor het uitharden gerold in stiftjes tussen twee handen. Rechtsboven is gekrabbeld met rode bolus in natuurlijke vorm en rechtsonder is gekrabbeld met een vochtig, zeep bevattend, rood krijtstiftje. Het effect van zeep, toegevoegd aan rood krijtstiften, biedt als voordelen dat:
- het krijtstiftje gemakkelijker over het papier glijdt en
- er na nat maken (aan vochtig sponsje in krijtbakje of met spuug) van het stiftuiteinde lokaal extra donkere accenten zijn te zetten (bijv. handig bij portrettekenen) en
- de krijttekening beter veegvast is. Eigenlijk levert de toevoeging van zeep een krijtsoort op die tussen droog en vet krijt in zit.
De functie en indeling van het afsluitbare zinken bakje in oude aquarelkistjes is mij door dit proefje ook beter duidelijk geworden.
Wellicht dient in het kleinste compartiment een vochtig sponsje te zitten om de conditie van het krijt optimaal te houden.
De conclusie kan ook worden getrokken dat er al lang voor 1863 (in ieder geval vanaf ca. 1830) sprake was van het vochtig houden van krijtstiften (vanwege toegevoegde zeep?).
Zeep die uitdroogt gaat barsten vertonen en valt in stukken uit elkaar. Datzelfde verschijnsel kan zich voordoen bij droge krijtstiften, waaraan zeep is toegevoegd.
1931
Les Crayons Rouges
In het boekje "Le Pastel" van F. Goupil (Collection Artistiques, Le Pastel, Simplifié et Perfectionné par F. Goupil, S. Bornemann, Paris, 1931, 62 pagina's) staat kort vermeld op blz. 24 wat de samenstelling van rood krijt is. Rood pastelkrijt wordt gemaakt met melk als bindmiddel (in 1931 waarschijnlijk volle melk). Als grondstof zal rode oker in poedervorm worden bedoeld. In deze oker zit meestal van nature al een zekere hoeveelheid klei.
Vermiljoenkleurig pastelkrijt wordt gemaakt door vermiljoenpigment in poedervorm te mengen met klei, krijt (pijpaarde) en een slijmachtige oplossing van plantaardige gom.
Over de slijmachtige oplossing staat het volgende vermeld: "On emploie aussi comme mucilage ou corps liant, la décoction d'orge ou malt pour les couleurs ayant déja de la consistance; cette liqueur contient du sucre, de l'albumine, du mucilage, de l'amidon, du gluten et du tannin."
Vertaling: "Men gebruikt ook als lijm of bindmiddel het afkooksel van gerst of mout voor die kleuren die reeds een zekere vastheid (consistentie) bezitten; deze vloeistof bevat suiker, albumine (eiwit), slijm (wort?), zetmeel, gluten en tannine (looizuur). Je zou denken dat bier voldoet aan deze samenstelling. In bier zitten hoofdzakelijk de volgende ingrediënten: water, alcohol, gerstemout, hop, zetmeel en suiker. (JCdH: toegevoegd 26 mei 2013, nog niet getest).
De inhoud van het boekje is mogelijk van veel oudere datum (18e eeuw). De uitgave is waarschijnlijk al vanaf 1862 tot in de jaren zestig van de 20e eeuw steeds heruitgegeven. De fa. Goupil was een kunsthandel, uitgeverij en reproduktiebedrijf met een lange en bekende traditie in Frankrijk en ver daarbuiten.
Haematiet van Lesbos (Zie Theophraste)
Haematietsediment gevonden bij heetwaterbron: in ruwe vorm (links) en als pigment (rechts). Helaas blijft de mooie diep bruinrode kleur niet behouden bij afschrapen en/of verpulvering.
Een vacantie in mei 1995 naar Griekenland leverde een nieuwe impuls op voor mijn zoektocht naar natuurlijk hematietpoeder.
In Polichnítos op Lesbos bevindt zich de heetste heetwaterbron van Europa (67°C tot 92°C). Het gloeiend hete water in de omgeving van een klein badhuisje gaat een verbinding aan met mineralen in de moerasachtige bodem waarbij zich o.a. hematiet afzet op een sponsachtige kalkkraag aan de oever. De dieprode kleur daarvan trok onmiddelijk mijn aandacht. Met een brok steen als gereedschap, heb ik een stuk losgeslagen en meegenomen in papieren zakdoeken.Met het pure materiaal kan helaas niet worden getekend want het is te hard, maar het aangehechte poeder is zeker bruikbaar. Het sponsvormige harde kalkskelet materiaal is hard, maar geeft bij aanraking donkerrood poeder af en is met een hamer gemakkelijk te verpulveren.
Om het hematietpoeder zo puur mogelijk te verkrijgen was geduldig afschrapen de enige remedie. Bij wrijven van dat poeder op een marmerplaat verdween helaas de diepe wijnrode kleur om plaats te maken voor warmrood.Bereidingswijze stiften:
Verpulvering van het mineraal met een hamer en fijnwrijven met een glazen loper - onder toevoeging van wat water - levert een rode pasta op.
De pasta is als deze op het punt staat te drogen gerold tot een vingerdik broodje in de handpalm. (zie afbeelding eerder op pagina)
De oorspronkelijke dieprode kleur verdwijnt helaas na droging van het broodje.
De bijna droge pasta kan ook in de handpalm tot een aantal wormvormige stiften van verschillende dikte met dunne puntige uiteinden worden gerold. Laat deze stiften op natuurlijke wijze 24 uur drogen. (Geforceerd drogen leidt tot kromtrekken bij te dunne stiften).
Het gedroogde pigment is jammer genoeg lichter dan de natuurlijke, kristallijne hematietkleur, ook als men alleen het droge kristallijne oppervlaktepigment gebruikt.
Cohesie en verpulvering:
Het broodje bezit te weinig cohesie en verpulvert daarom bij tekenen te snel. Het geeft te brede lijnen bij contact met papier om als tekenmateriaal te worden gebruikt. Bij een dunnere stift treedt snel breuk op.
Houders voor stiften (vgl. Diderot: porte-crayon).
Oude stifthouders (portes crayons double)
(9,2 cm en 13 cm lang) en stukjes donkerrood krijt (samenstelling: fijngemalen versteende grijze
rivierklei uit de l'Herault bij Canet,
hematietpigment en wat caputmortuum pigment
voor de donkerrode kleur).
2003
Hematietpoeder toevoegen om sanguinekrijt te maken
Hematietbrokken zien er vaak mooi poederig van buiten uit maar zijn keihard van binnen. Natuurlijk verpulverd en gewreven hematietpoeder levert samen met het bezinksel van het afgegoten kleiwater met de fijnste deeltjes zelfgewonnen bruinrode klei uit de omgeving van Entre-Casteaux in Zuid Frankrijk echter wel een mooi donker diep roodbruin soort pastelkrijt op. Arceren en dunne lijnen zijn echter nog steeds een probleem. De klei is mogelijk niet fijn genoeg. Levigatie en opvang van de fijnste zwevende deeltjes is hiervoor misschien de oplossing. Over hematietpoeder als materiaal voor krijtstiften is ook bij Leonardo da Vinci informatie te vinden. Zie het onderdeel "grondstoffen" van deze website.
Zelfvervaardigd Sanguinekrijt
Op zeker moment kwam ik op internet een site tegen waarin hematietpoeder en arabische gom de basisingrediënten voor sanguinekrijt zouden vormen. Ik had dat bindmiddel ook al bij Goeree gezien dus heb ik opnieuw een pasta aangemaakt van hematietpoeder en gedestileerd water plus een spoortje arabische gom (uit een oud gomflesje van Gimborn). Van de bijna hardwordende pasta heb ik torentjes gemaakt om de volgende fase van het drogingsproces te versnellen.
De aldus ontstane stiftjes zijn echter om te tekenen te poederig (sediment is te grof van korrel), te donker en onregelmatig van hardheid (waarschijnlijk door verschillen in concentratie van de toegvoegde gom bij de pasta).
Daarna was het voor mij een logische stap om de helft van de haematiettorentjes en een gelijke hoeveelheid rode bolusbrokjes (die na testen als "hard" te kenmerken waren) na verpulvering te mengen met wat gedestileerd water. Daarna heb ik op een marmerplaat het mengsel met een kleine glazen loper zodanig lang gewreven dat er aan de rand van de loper glanzende pasta verscheen en er geen oneffenheden meer tijdens het draaien te horen waren. Op het moment dat de loper vastgezogen zat aan de pasta op de plaat heb ik een laag van ongeveer 1 à 2 mm dik op de marmerplaat uitgesmeerd op het wrijfoppervlak. Op het moment dat de pasta begon te verharden heb ik er pijpjes van 3 mm. diameter (2 à 1 mm. kan echter ook goed) van gemodelleeerd en deze buiten, uit de zon, te drogen gelegd en later binnen in de luchtstroom van van een draaiende ventilator om het droogproces te vernellen. Over het resultaat van het werken met deze staafjes ben ik niet ontevreden. De proefjes zijn hieronder te zien.
Links haematiettorentjes (te pulverend en te donker), rechts staafjes van 3 mm. diameter na vermenging met "harde" rode bolus.
De bijbehorende proefjes zijn bij de materialen zichtbaar.
Facetvlakken bij een stiftje van "harde" rode bolus en bij zelfgemaakt rood krijt
(gemodelleerd mengsel van gelijke hoeveelheden haematiet- en "harde" rode boluspoeder)
Voor lichtere tinten kan steeds de helft van de aangemaakte staafjes worden vermengd met wat rode bolus en dient bovenstaande procedure te worden herhaald.
Maak, naarmate het papier gladder is, pasta aan waar wat krijtpoeder aan is toegevoegd om een soepele afgifte van kleurstof aan het papier bevorderen. Krijtjes die te hard zijn uitgevallen kunnen zo toch weer bruikbare grondstof opleveren. Pijpaarde ipv. krijtpoeder leverde geen positief resultaat op.
2005
Krijt van colloïdale kleideeltjes
Juni 2005, op vacantie in Frankrijk, een nieuwe manier uitgeprobeerd om tekenstiften te vervaardigen uit zeer fijne, in water zwevende, deeltjes "gele" klei, verkregen uit in de natuur gevonden kleibrokken.
- Doe de kleibrokken in een afwasbak.
- Voeg water toe en los de klei daarin op.
- Giet de in water opgeloste kleideeltjes af in een glazen pot. Zorg daarbij dat zware delen zoals zand en steentjes in de afwasbak achterblijven.
- Giet het water dat zwevende kleideeltjes bevat door een huishoudzeef over in een andere pot zodat ook drijvende en andere vervuilingsdeeltjes uitgefilterd worden.
- Laat de oplossing een nacht bezinken. Bij rode bolus zakken na een nacht alle gesuspendeerde kleideeltjes naar de bodem van de pot en blijft alleen wat rose aangekleurd water over. De gele kleideeltjes blijven echter ook na een nacht nog zweven in water. De zwaardere deeltjes slaan wel neer op de bodem van de pot.
- Giet de colloïdale* oplossing, die zich boven de neerslag bevindt, over in een trechtervormig papieren koffiefilter, geplaatst in een houder.
- Laat het filter met inhoud een halve dag staan. De doorloop is gering maar de fijne kleideeltjes hechten zich aan het filterpapieroppervlak.
- Giet daarna het vocht met zwevende kleideeltjes uit het trechtervormige papieren filter en haal het filterpapier met afgezette fijne kleideeltjes uit de houder.
- Vouw het filterpapier dubbel en druk er zodanig op dat de fijne aangehechte kleideeltjes vrijkomen.
- Verdeel de emulsie (slibmassa) gelijkmatig over een bord en laat de emulsie indrogen.
- Zodra een bijna droge massa (pasta) is ontstaan kunnen er torentjes van worden gerold/gekneed.
- Laat deze drogen en de tekenstiftjes zijn klaar.
Deze stiftjes zijn zeer breuk- en slijtvast en bevatten geen toegevoegd bindmiddel. Kenmerkend is dat het ingedroogde oppervlak van deze stiftjes rimpelig is en dat ze iets donkerder van kleur zijn dan de stiftjes gemaakt van het eerste bezinksel.
Er zijn bij het tekenen met de rimpelige stiftjes veel drukverschillen mogelijk waardoor een dynamisch-expressieve lijnvoering ontstaat. Helaas levert het geringe contrast van de geelbruine lijnen op wit of getint papier geen toepassing als zelfstandig monochroom tekenmateriaal op.
De volgende stap was, terug in Nederland, om een aantal van deze krijtstaafjes te verpulveren in een vijzeltje en het poeder te verhitten in een blikken doosje boven een gasvlam. De kleur van het poeder veranderde van lichtbruin in donkerbruin (helaas niet donker roodbruin zoals dat wel bij pure gele oker gebeurt). Na toevoeging van wat water heb ik van de bijna droge roodbruine pasta weer staafjes gerold. Deze, opnieuw rimpelig opgedroogde staafjes, zijn na droging net zo stevig als hun lichtergekleurde soortgenoten. Helaas leveren ze, als er mee getekend wordt, lichtbruine krijtlijnen op wit papier op. Colloïdale* kleideeltjes (wel of niet gebrand) zijn in staafvorm als tekenmateriaal niet optimaal geschikt (te weinig pulverend op tekenpapier bij snel arceren). Het is als natuurlijk bindmidddel voor krijtjes van hematietpoederpasta wel geschikt.
* Colloïden zijn in een vloeistof zwevende deeltjes met een diameter van ongeveer een micrometer (eenduizendste millimeter) tot duizend keer zo klein (enkele nanometers). Ze komen voor in producten als melk, verf en olie.
2006
2006
Extra bindmiddelen aan klei toevoegen
Begin 2006 vond ik op internet in een artikel van Alexandra Zvereva over portettekeningen van François Clouet in de collectie van het Musée Condé te Chantilly, de volgende informatie over historische dragers en materialen/ gereedschappen bij het tekenen met krijt:
"L’artiste fabriquait lui-même ses crayons en mélangeant les couleurs réduites en poudre à de la terre glaise, le tout lié par une sorte de colle. En 1583 le professeur de Lyon Pierre Grégoire (écrivait) : « […] peintres font ses crayons de couleur en forme de cylindre, en les modelant sur une dalle de marbre et les mélangeant à de l’huile de foie de morue ou de gomme arabique ou du jus de figue ou du petit-lait. Alors les uns deviennent mous et les autres deviennent durs et griffent le papier ». Pour dessiner le peintre mettait les crayons dans un « matitatoio », un tire-ligne de métal".
Vertaling (JCdH): "De kunstenaar maakte zijn eigen stiften door kleurpoeder met klei te mengen, het geheel gebonden door een soort lijm. In 1583 schreef Pierre Grégoire (1540-1617), leraar te Lyon: " « […] schilders vervaardigen kleurstiften in de vorm van een cylinder, door ze te modelleren op een marmerplaat onder toevoeging van olie van de kabeljauwlever of arabische gom of vijgenmelk of wei (JdH: bijprodukt bij kaasbereiding). Daardoor worden ze de ene keer net te zacht en de andere keer net te hard en krassen in het papier ». Om te tekenen bevestigde de schilder de stiften in een « vulpotlood », een trekpen van metaal (JdH: vgl. krijthouder)".
Noot JCdH: Naar mijn mening is bij de juiste 'vette' rode klei geen lijm nodig. Alleen als de toegevoegde hoeveelheid kleurstof te groot is, waardoor bindkracht van de klei afneemt, is lijm noodzakelijk.
2006
Bakken van kleistiftjes
In april 2006 heb ik opnieuw geprobeerd van het verpulverde materiaal, na fijnmaling met een glazen loper op een marmerplaat onder toevoeging van tragantgom, staafjes te rollen en deze te laten drogen en daarna te 'bakken' in een blikken doosje op een campinggasvuurtje. Het resultaat is bruikbaar maar helaas is de kleur wat bruin. Van het mooie kristallijne dieprood is niets meer terug te vinden bij het tekenen met de 'gebakken' stiftjes.
Zie voor voorbeelden van gebakken kleistiftjes ook: Terre rouge - juni 2006: smeuïge/ 'vette' klei
Terre rouge - juni 2006: smeuïge/ 'vette' klei
Vindplaats rode aarde (aan weg tussen Salles en Gavaudun) Afb. met stenen en stiften: Boven: enkele rode stenen (laatste steen gebroken) Onder: a. krijtjes van 'vette' kleislib, b. idem na verhitting, c. krijtjes van verpulverde steen, d. mengsel van a en c. (met markeringslijntje)
Tijdens een vacantie in juni 2006 in Frankrijk stuitte ik op een vindplaats van rode aarde in de noord-oosthoek van de Lot-et-Garonne. Na het wassen van deze aarde, afgieten van drijvend oppervlaktevuil en filteren/ uitspoelen van de slibmassa bleef er een uitstekende, 'vette' rode klei achter. (Het gewassen 'rode' zand leverde drie substanties op: a. zandkorrels, b. donker roodbruin fijn 'zand' en c. in water zwevende oranjebruine kleideeltjes.) Voor het uitzeven van de in water zwevende oranjebruine kleideeltjes gebruikte ik als filter een oude nylonkous (2 lagen). Bijna-droging van deze kleideeltjes en rollen tot staafjes leverde na uitharding prettig tekenende, stevige krijtjes op die een roodachtig goudbruine kleur afgeven. Verhitting van deze krijtjes leverde weer een iets donkerder roodbruine tint op. In de aarde bevonden zich ook stenen die aan de buitenzijde rood waren en van binnen hematietachtig. Deze stenen zij te hard om direct mee te tekenen op papier. Verpulvering tussen twee kranten met een hamer en wrijven/ malen van het gruis met een glazen loper op een glasplaatje leverde een dodekop-achtige kleur poeder op. Dit poeder heb ik ook met water aangelengd, laten indrogen en tot krijtstaafjes gerold. De krijtjes die zo zijn vervaardigd zijn vrij droog en gemakkelijk pulverend. Ze tekenen donkerbruinrood. De laatste stap was het maken van krijtjes, bestaande uit een mengsel van het poeder van 'vette' krijtjes uit de eerste serie en het poeder van de vergruisde stenen. Deze krijtjes zijn steviger dan de krijtjes van de vergruisde stenen. Ze tekenen echter vrijwel identiek aan de gebrande krijtjes.
V.l.n.r: Proefjes van krijtjes van a. 'vette' rode klei, b. verhitte 'vette' rode klei krijtjes,
c. pasta van verpulverde stenen die tussen de rode aarde zaten en d. mengsel a+c
Rode 'vette' klei, gedroogd en in 'scherven'. Fijnste bezinksel dat vrijkomt na het uitzeven en wassen van kleideeltjes bevattend zand. Grondstof voor roodkrijt stiften met een oranjerode/ roodbruine tint.
In de aarde bevonden zich ook hematietachtig steentjes. Het materiaal is afkomstig van een vindplaats in de noord-oosthoek van de Lot-et-Garonne. (zie ook tekst en afbeeldingen iets hoger onder kopje 'Terre rouge')
Velletje met proefjes gemaakt met hiernaast afgebeelde klei-'scherven'.
2007
Gegloeide en geslepen okersteen
Oktober 2007.
Naast het zelf maken van krijt op basis van klei en natuurlijk pigment ben ik ook nog steeds bezig met onderzoek naar natuurlijk rood (sanguine) krijt. In september dit jaar was ik opnieuw in Noord-Bourgondië en heb daar een aantal stukken harde gele oker gevonden. Eerst heb ik gecontroleerd of er met het materiaal kon worden getekend op papier. Ja dus. Enkele verdwaalde zandkorrels, als verontreiniging, heb ik daarbij voor lief genomen. Uit één van de stukken okersteen heb ik, terug in Nederland, een pijlpuntvormig stukje gezaagd van ongeveer 5 cm lang (zie afbeelding). Voor het zagen heb ik een oud beugelzaagje (was wel na enkele zaagsnedes 'versleten') gebruikt. Het linker stukje okersteen op de afbeelding is het resultaat van afgeschermde verhitting in een blikje boven een gasvlam. Ik had mijn ogen beschermd met een lasbril tegen het mogelijk uit elkaar spatten (vanwege onzichtbare luchtkamer(s)) in het steentje. Het vuur mag de oker niet bereiken anders verbrandt (beroet) het materiaal. Langzaam verkleurde de okersteen van geel naar rood. Na verhitting bezit de stift nog dezelfde hardheid en slijt tijdens het tekenen op papier nauwelijks. Het materiaal is harder dan rode bolus en verpulvert veel minder. Zie het afgebeelde proefvelletje voor de tekenresultaten. Zou vergelijkbaar materiaal als 'pierre sanguine' door Watteau zijn gebruikt?
Krijtstiften van Hollandse klei
2007
In september 2007 probeerde ik met een stukje ingedroogde Hollandse modelleerklei (dat zich al enkele jaren in mijn atelier bevond) te tekenen om de hardheid te testen. Op de verpakking van de klei stond vermeld: Fa Vingerling - Haastrecht, K122, Nederlandse klei, oefenen, oranje-rood bakkend. Tot mijn verrassing was de hardheid zodanig dat de klei bijna de kenmerken van een grafietstift vertoonde: geringe verpulvering, dunne lijnen en bij hogere druk een donkerder en dikkere lijn, zonder breukgevaar. Helaas was de kleur van de getekende lijnen licht bruingrijs. De klei was dus in pure droge vorm als rood-bruin tekenkrijt ongeschikt. Vermenging van wat poeder van deze de klei met een gelijke hoeveelheid roodkrijt slijpsel en wat water leverde echter enkele prima roodbruin tekenende, dunne, krijtstiftjes op. Rechts is op een proefvelletje op gevergeerd papier het resultaat van wat proefjes te zien. Tijdens het werken met dit zelfgemaakte krijt valt me op dat de stift al tekenend eigenlijk zichzelf scherp houdt. Vandaar dat er op elk moment tijdens het tekenen dunne lijnen getrokken kunnen worden door de stift dan rechtstandig op het papier te houden in plaats door van stift te wisselen. De stift is zelfs te slijpen op het papier. Er is dus geen schuurplankje nodig. De wrijvingsweerstand van de stift/ klei met papier (glad en gevergeerd) is prettig. Afhankelijk van de uitgeoefende druk en de gekozen tekenhoek levert het schuren van de stift over het papier meer of minder lijndikteverschil en toonwaardeverschil op. De werkelijke diameter van de gerolde stift in de houder is 2 mm onder de puntige top tot 4 mm in de houder (zie afbeelding links). Verhitting van de krijtstiftjes komt de tekenkleur vast ten goede. Moet ik nog proberen. Zie voor gegevens over (o.a. Nederlandse) klei: Pdf: 'Aardewerk is paardewerk' (1971)
Reacties en aanvullingen op bovenstaande onderzoeksresultaten of tips voor verder onderzoek zijn van harte welkom. Stuur een e-mailberichtje naar:
Contains / containing: red chalk, rood krijttekening, krijttekening, Sanguina, Sanguinas, Sketches, Sketched, Schémas, Croquis, Zeichnungen, Skizzen, dessin, dessiner, Tekening, Schets, Sanguina sobre papel, rood krijt, sanguine chalk, Bergrot, Eisenrot, Rotocker, Rotstein, Rubrica, red chalk drawing, red drawing chalk, crayonnées avec de la sanguine, le crayon rouge, terre rouge, de la pierre d'Italie, sanguine d'Angleterre, la pierre de sanguine, craie rouge, lapis rosso, rode bolus, red bole, terra di Pozzuoli, disegnare, disegni , sanguigna, disegno a sanguigna, sanguine brûlée (reddish-brown chalk), tiza roja, red chalk, gis rojo, sanguine pencil, pierre sanguine, sanguinekrijt, sanguine chalk, sanguine crayon, crayon sanguine, chalk crayon, red crayon, red clay, red chalk sticks, red chalk drawings, sanguine drawings, Red Bole, Bolo Rosso, Terre Bolari, Bolo Color Brunus, Terra Sigillata, Bolo di Boemia, Terra di Lemnos, Bolo Orientale, Argilla Ocrosa, Bolo Armeno, Bolo Armeniacos, Gilders Clay (red bole), lápiz rojo, roodkrijttekening ;